De melaatsen van Danebroek
Tienen bevat in zijn bodem een schat aan archeologisch materiaal dat alleen wacht om opgegraven te worden. We kennen niet alleen de ligging van een Romeins grafveld in het Tiense stadspark. Ook andere plaatsen lonen de moeite om opgegraven te worden. In « Tienen in vroeger tijden » (1984, 42) gaf ik de precieze ligging aan van het oude Danebroekklooster buiten de muren, op de percelen A 173 en 174, links van de Breisemsestraat, net voorbij de splitsing Breisemsestraat-Kerkomseweg. Zie fig. 4. Een korte prospektie met archeoloog Marc Meurrens leverde een groot aantal scherven op van Middeleeuws aardewerk. Na een fikse regenbui liggen immers de bovengeploegde scherven er voor het rapen. Het Danebroekklooster of lazarij voor vrouwen werd begin 1200 gebouwd in de velden bij Danebroek. Na de verwoesting in 1578 verhuisden de zusters naar de Sint-Barbarakapel in de Mattebornestraat, later Danebroekstraat genoemd. Een opgraving zou een schat aan Middeleeuws materiaal opleveren, die ons Tiense museum Het Toreke zeker zou verrijken. De omgeving moet ook later nog bewoond geweest zijn. Zo vond ik bovenop een aardkluit een zilveren muntstuk, gedateerd 1753 uit de tijd van prinsbisschop Jan Theodoor van Beieren die regeerde van 1744 tot 1763.
Graven in de Grijpen
Door precieze lokalisering van de Tiense toponiemen kwam ik ook op het spoor van de juiste ligging van het verdwenen Hof van Grijpen. Dewolfs (1941, 29) situeert dit hof « misschien op het grondgebied van Kumtich ». Jan Wauters situeert met een nonchalante zekerheid dit hof bij de Kleine Spui aan de vroegere IJzermolen (Thiunas, 1929, 1-2, p. 2). Het hof was zeker bewoond van de 13de eeuw af, aangezien het vermeld wordt in 1220. Als oudste bezitter kennen we een zekere ridder Giselbert van Thienen of van Grijpen (ESB 1934, 351-359). In 1433 werd het hof eigendom van de priori] van Barberendaal en werd tenslotte op 18 juli 1787 onder Jozef II verkocht aan Cornelius Janssens. Pastoor De Ridder situeert echter eveneens het hof op een verkeerde plaats, nl. « in het Zuiden van Kumtich, vast bij Tienen, aan de overzijde der Kleinbeek » (o.c. 351). In werkelijkheid lag het hof bij de Grijpenwouwer op Tiens grondgebied. Men kan het hof opgraven op de percelen F 53b en 52d (Poppkaart). Zie fig. 5.
Het Hof bij de Broekberg
Het Hof ten Berge hoorde in 1297 toe aan de hertogen van Brabant. De Ridder schrijft gedetailleerd over dit hof, dat hij echter verkeerdelijk vereenzelvigt met het Hof ten Broeke. Hij situeert het Hof ten Berge ten onrechte « op de kruin van de berg » (HG 1913, 101).
In het midden van de 15de eeuw was het eigendom van de H. Geesttafel. Hoe het eruit zag, lezen we bij De Ridder (o.c. 103-104). Het was een grote landhoeve uit de Middeleeuwen met een woenhuys, met zijn cameren, koekene ende spinde, bakhuys ende keescamer. Daarbij lagen hoenderpulders, schaepsbinnen, verckenskoyen, perts- ende coestallen, schuren ende sulders. De hofstede verdween rond 1700 en werd dan omgevormd tot een boomgaard. Het hof heeft gestaan tussen weg 9 en 36, en de Gete (nu: in de hoek gevormd door de weg naar het Industriepark, de Ambachtenlaan en de Gete). Het kadasternummer is C 71. Zie figuur 6.
Bruno in Viandra
Tenslotte vermelden we het verdwenen Hof van Bruinissem, misschien identiek met het oorspronkelijke Bruinissem, een heemnaam die wijst op een Merovingische nederzetting in de vroege Middeleeuwen. Hierbij sluit de Bruinissemberg aan, die thans verkeerd wordt geschreven.
We vinden het hof een eerste maal vermeld in 1470. Een laatste maal lezen we over dit Hof van Bruinissem in een rekening van het Sint-Jansgasthuis uit 1561-62 (vermeld door Bets, 1860, 23 voetnoot): de weduwe Franck Traetsen als pachtersse van den hove van bruynissen diewelcke tselve hof gepacht heeft, eenen termyn van negen jaeren…Het Hof was toen al overgegaan in handen van het Sint-Jansgasthuis, dat in de 16de eeuw zeer grote delen links en rechts van de huidige Anemonenlaan in bezit had. Waarschijnlijk gaan deze percelen terug tot het domein van het hof.
De toegangsweg tot het hof moet korte tijd na de 16de eeuw vernietigd zijn. Deze weg liep met een opvallende kronkel doorheen perceel B 269. Zie figuur 7. Een deel van dit perceel, op de Viandrakaart van Elfriede Kempeneers « Boshoek » genoemd, is thans eigendom van de stad en sluit aan bij het terrein waarop het Nieuwe Internaat van de Provinciale Normaalschool staat. Op de kaart van Deventer is de weg nog goed te zien. Het Hof van Bruinissem lag ten zuiden van deze verdwenen weg. Een korte prospectie bracht Middeleeuws materiaal aan het licht.
Waarop wachten onze vroede gemeentevaderen om deze archeologische sites te laten opgraven?
Dr. P. Kempeneers.