In een vorige sprokkel heb ik de herkomst uitgelegd van de naam Mariendaal, ook geschreven Mariëndal.

De vorm daal ontstond uit een oude datief dale. Na afslijting van de eind-e bleef aldus enkel daal over. De betekenis is dal. Het begrip hangt samen met de middeleeuwse mystiek. De mens vertoeft tijdens zijn kort leven in een (tranen)dal, van waaruit hij door gebed tracht op te stijgen naar God. De horizon vormt immers de scheiding tussen licht en duisternis. Het woord dal werd verbonden met de naam van Maria, de moeder van God. Andere bekende samenstellingen zijn: Sint-Agnetendaal, benaming voor het Kabbeekklooster, Maagdendaal, het bekende klooster in Oplinter, Barberendaal, voormalig klooster aan de Gete, waarvan nog slechts één gebouw overblijft dat eigendom is geworden van de familie Natens.

De benaming Sint-Jan herinnert aan het oude Sint-Jansgasthuis. Dit “gasthuis” diende voor de verzorging van arme zieken. Het lag tussen de Gasthuismolenstraat en de Langestraat (nu Beauduinstraat), te paard op de Mene. Het gasthuis werd gedeeltelijk verwoest tijdens de furie in 1635, maar werd nadien weer opgebouwd. Het raakte in onbruik in 1825, toen er een nieuw gasthuis kwam op de terreinen van het vroegere Begijnhof, gebouwd naar de plannen van bouwmeester Vifquin. Het Sint-Jansgasthuis werd gebombardeerd op 25 mei 1944.

De benaming is oud. Zo ontmoet ik al in 1306 dat gasthuys van thienenen verder in de 14de eeuw in het Latijn hospitale vetus, of in 1379 den ouden gasthuys. Oud staat tegenover nieuw. Terwijl het “oude gasthuis” al moet bestaan hebben in de 13de eeuw, kwam er een nieuw gasthuis bij, toegewijd aan Sint-Laureis, gelegen op het Schipplein. Het oude gasthuis was toegewijd aan Sint-Jan, de evangelist. Zo lees ik dat er in 1647 een huis lag in de Langestraat ontrint teghens ouer die waghen poortte van St Jans Gasthuys.

Het ziekenhuis was onverbrekelijk verbonden met de instelling, de “Tafel van de H. Geest” genoemd. Deze Tafel wordt al vermeld in 1257 in het cartularium van de Sint-Germeinskerk. De instelling werd in 1798 omgevormd tot “burgerlijk gasthuis” en komt overeen met wat later de C.O.O. werd genoemd, de voorloper van het huidige OCMW.

Een toemaatje. Oudere Tienenaars kennen nog de benaming “Labèkkestràkke” voor de Ooievaarstraat. De vervorming Labèkke gaat terug tot de eigenaar van het hoekhuis, waar pastoor Vandervelpen jarenlang heeft gewoond. Dit was namelijk de vrachtvoerder Franciscus Lebeck die het huis in 1774 verwierf. In de volkstelling van 1828 vond ik voor de eerste keer de naam Lebegge straatje. Lebeck was getrouwd met Anna Maria Catharina Godtgaffs en bezat ook het huis ernaast, nu de frituur Beverley Hills. De familie Lebeck bezat het eigendom nog in 1860.

Dr. P. Kempeneers.