Jacob II trouwde in 1639 met Gertrudis Steijls, dochter van Jacob Steijls, die hem de heerdij van Donk aanbracht. Jacob Steijls, de oude, bezat ze volgens De Ridder in de eerste jaren van de 17de eeuw. Hij liet ze over aan zijn dochter, die er het verhef van deed op 6 november 1648. Gertrudis stierf op 13 oktober 1653. Jacob II hertrouwde op 17 november 1657 met Anna de Naveau en stierf in Tienen op 2 juni 1703. Anna stierf op 23 oktober 1705. Alle drie werden in de kerk van de minderbroeders begraven.
Jacob II van Ranst genoot in de stad zeer groot aanzien. Zijn succes werd echter ook benijd. Zo ontstond er een betwisting nopens zijn adellijke titels. De wapenheraut Jean de Lannoy betwistte het wapen, omdat de tekens van bastaardij niet waren aangebracht. Hierdoor zou Van Ranst op onregelmatige wijze willen aantonen dat hij afstamde van de machtige Brabantse familie Berthout, Heren van Ranst. Op 4 oktober 1662 gaf het hoogste gerechtshof van het oude hertogdom Jacob en zijn broer Peter gelijk. Derhalve kunnen we op zijn grafzerk lezen : Cy gist noble homme Jacques de Ranst, écuier, sieur de Doncq, issu des anciens et illustres sieurs de Malines du surnom de Berthout …
Uit het eerste huwelijk werden drie kinderen geboren. Jacob III werd kanunnik in de SintGermeinskerk. Catharina en Maria werden kloosterzuster bij de Tiense Annuntiaten. Voor opvolger had Jacob II zijn zoon, jonker Michiel van Ranst, uit zijn tweede huwelijk. Deze werd geboren in Tienen op 21 januari 1664. Hij wordt vermeld als schepen van Oplinter in een document van 7 oktober 1692, terwijl we hem als schepen van Tienen aantreffen in 1702, 1713 en 1714. Hij erfde de heerdij van Dank onder Kerkom van zijn halfbroer, Jacob III van Ranst, kanunnik van de Sint-Germeinskerk, die stierf op 12 februari 1716. Jonker Michiel van Ranst trouwde met Joanna Maria vanden Goedenhuyse, dochter van de secretaris van Diest. Deze stierf in 1741 en werd begraven op 3 november met twintigh poesen geluyt.
Met de dood van Michiel van Ranst en zijn echtgenote eindigde de Van Ransttraditie. Hij werd opgevolgd door Amandus Josephus Wiricx, proffessor in beijde de rechten, en zijn huisvrouw Hendrina Isabella Josepha de Crabbé. Beide echtgenoten verkochten het Van Ranst-huis aan Paulus van Nerûm en zijn vrouw Maria Anna Stevens. Het eerste bod werd gedaan op 6 juli 1754, het tweede op 20 juli en het derde op 3 augustus. In de proclamatie heet het sekerhuÿs hoff schuere … achter die hooftkercke genoempt den grooten Lombaerden. Het huis grensde toen nog aan de Wolmarkt en de Minderbroedersstraat. De familie Van Nerum of Vannerim bezat de Grote Lombaard nog tot na 1800. In dit jaar komt echter de weduwe van Paul Vannerim als eigenares voor, een rentenierster die in de Veldbornstraat woonde. Zij wordt na 1800 opgevolgd door Guillaume of Guillelmus Hendrickx tot na 1837. Daarna ging het pand over in handen van de brouwersfamilie Loriers. Bij Popp in 1860 is brouwer Constant Loriers de eigenaar. De familie Loriers bleef in het bezit van de Grote Lombaard tot in 1927.
De latere bezitter Karl Leonard, een jeugdvriend bij de Tiense Bergrakkers, bezorgde mij kopieën van de verkoopakten, verleden bij notaris Fernand Vaes (Tienen) en notaris Gerard Geudens (Antwerpen). Dank zij deze akten kon ik de verdere geschiedenis reconstrueren.
Dr. P. Kempeneers.