Velen weten dat de Tiense Wolmarkt in de volksmond Baronnekesberg werd genoemd. De benaming kwam echter niet vanwege de jonkers Van Ranst, maar van de echte baron De la Viefville-Steenvoorde die eigenaar was van de huizen 19 en 21 op de Wolmarkt. Zie Thuis in Thienen, blz. 661.
De priester en de baron vertrokken naar de herberg van Jan van Veeckhoven (in het Bornhof, zie sprokkel 249), waar de priester zijn paard had achtergelaten. Toen de baron naar het pachthof terugkeerde, werd hij aangevallen door een razende Peeter Smets. Deze nam “eene graefschuppe” en begon hiermee de baron, “dapperlijck te smijten ende cappen naer sijn hoofft”. De baron trachtte met zijn linkerhand zijn hoofd beschermen, maar kreeg van Smets een “quantiteijt slagen” op zijn arm, zodat er een grote wonde ontstond aan de pols waaruit hij veel bloed verloor. Door de “furieuse slaegen” van Smets viel de baron van de brug in de hofgracht. Omdat “sijne forsie hem was manquerende” kon de baron niets anders doen dan om hulp schreeuwen.
Jaspar Smets bracht de gewonde baron, met de hulp van de zoon van Jan van Veeckhoven, te paard naar Tienen om hem daar door chirurgijn François Collart te laten verzorgen. In oktober 1731 raakte de vrouw van Peeter Smets in verdachte omstandigheden gewond en stierf (cf. sprokkel 249).