In juni 1991 kwam het Rood Paard op de Tiense Grote Markt plots in de belangstelling. Om veiligheidsredenen was al beslist om het dak te vernieuwen. Het café stond er een tijd zonder dak bij, zodat sommigen al met verwijzing naar de Golfoorlog spraken van café Bagdad. Toen vielen er brokstukken van de kroonlijst naar beneden. Het stadsbestuur besloot om het café voorlopig te sluiten tot de verdiepingen waren afgebroken. Het Rood Paard is een van de oudste Tiense herbergen.

Veel historische huisnamen zijn al lang verloren gegaan. Tot begin 19de eeuw was nog de Beer bekend, op de hoek van de Grote Markt en de Kabbeekstraat. Het restaurant Vigiliae en wijnhandel Goossens vormden nog op het einde van de 18de eeuw een pand, dat de Wan heette. Maar deze benaming was toen al niet meer in gebruik. Op de hoek van de Grote Markt en de Leuvensestraat stond vroeger het Gulden Hoofd, dat zeker al sedert 1842 de Moka heette. In 1989 werd de herberg eigendom van de parfumerieketen Etos. Ook dit is al verleden tijd.

Tegenover het Gulden Hoofd stond het Groot Hert, benaming die recentelijk verloren ging bij de bouw van de BBL. De verduidelijking “groot” stond tegenover “klein”. Het Klein Hert had zijn benaming al veel eerder verloren. Deze herberg vormde de hoek van de Leuvensestraat en de Oudevestenstraat en besloeg met zijn tuinen een zeer grote oppervlakte. Op dit ogenblik blijven nog weinig oude namen over. Ik vermeld hier de Huzaar, een naam die ik al in een notarisakte van 1780 aantrof en nog altijd voortleeft. Op de Grote Markt overleven twee bekende herbergnamen, namelijk het Wit en het Rood Paard.

In de 17de eeuw zag de westkant van de Grote Markt er als volgt uit. Op de hoek van de Grote Markt troffen we de Nobel aan, soms ook genoemd de Roze Nobel. Nobel was in die tijd de benaming van een muntstuk. Thans wordt de grond van deze herberg ingenomen door kinderkleding Huens. De Nobel was van de Broekstraat gescheiden door een doodlopend straatje dat het Land van der Mennen heette. Ook dit straatje verdween. Het werd ingenomen door de Patria.

Rechts van de Nobel, dus richting Leuvensestraat, troffen we in de 17de eeuw en later de Sint-Pieter aan. Volgens een bouwaanvraag werd de gevel van dit huis in 1841 vernieuwd. Verderop woonde begin 19de eeuw de smid Lambertus Bayet. Hiernaast stond een zeer groot pand, namelijk de Zwarte Leeuw, sedert 1654 ook de Keizer genoemd. Al in 1590 was dit grote pand opgesplitst in twee woningen: de Kleine en de Grote Zwarte Leeuw. Verderop naar de Leuvensestraat vonden we 3 huizen, waarvoor ik geen precieze namen ken. In het kadaster van na 1830 hadden ze de nummers G281, G282 en G283. Het huis op nummer G284 kon ik identificeren met de Windmolen en daarnaast op G285 lag de Kan.

Zo komen we aan het Wit Paard. De naam komt al voor in een cijnsboek van de stad uit 1635-36. Wellicht is de benaming nog ouder, aangezien Tienen in 1635 grondig werd verwoest en hierbij veel stadsdokumenten in de vlammen opgingen. Naast het Wit Paard stond in de 17de eeuw de Sint-Huibrecht en daarnaast de Moriaan en het Rood Paard, op nummer G288. De Moriaan en het Rood Paard vormden later een enkele woning. Hierbij verdween de benaming Moriaan. Het Rood Paard, dat ook al in 1635-36 voorkomt, behield tot heden zijn eeuwenoude benaming. Op dit ogenblik is het gedeelte waar de Moriaan opstond, nog altijd gescheiden van het Rood Paard. Dit deel dient namelijk als ingang tot het restaurant Parma 2000, dus de vroegere Sint-Huibrecht. Uit een bouwaanvraag verneem ik dat de gevel van Moriaan en Rood Paard vernieuwd werd in 1842.

roodpaard.jpg
Het Rood Paard, met afgebroken dak, in juni 1991. Het linkergedeelte heette voorheen de Moriaan.
(Foto A. Smets, Publipers).

In 1684 was de Moriaan eigendom van de weduwe van Amerycx Pulinckx. In 1699 komt Lenaert van Rillaer als eigenaar voor, na 1700 Cobbelgiers en Lamot, en in 1749 de weduwe Steveniers. Het Rood Paard had als eigenaars: Jan de Waleff in 1646, advokaat Lambrecht Baerts in 1689 en in 1749 Lambertus Baerts, wellicht een kleinzoon. In 1749 gaat het Rood Paard over naar de familie Petrus Egidius Steveniers. Deze familie was dus de eigenaar van de Moriaan en het Rood Paard geworden. Sedert 1749 vinden we telkens slechts een eigenaar voor het vergrote pand. Zo is in 1796 Frans Steveniers eigenaar. Dezelfde naam ontmoet ik in 1800 en later. In 1826 is zijn weduwe de eigenares. Ze bezit het pand nog in 1834, maar in 1837 vind ik als nieuwe eigenaar J. Vandenplas. Hij wordt al vlug opgevolgd door Philippe Vandries, net als al zijn voorgangers herbergier. Hij was het die in 1842 een bouwaanvraag aan de stad richtte om de gevel te verbouwen die er nu nog staat. De achterzijde van de herberg verraadt echter duidelijk door de uitgebroken kruisvensters dat het huis er al stond in de 17de eeuw. Het werd vermoedelijk gebouwd na de grote brand van 1635.

De panden rechts van het Rood Paard behoorden toe aan de Augustijnen. In 1800 stond hier een huis met twee verdiepingen op. Eertijds was dit de Sint-Genoveva. Rechts hiervan lag een braakliggend stuk dat de vorm had van een driehoek en aansloot met het klooster van de Augustijnen in de Augustijnenstraat, nu Dr. Geensstraat. Het huis van de Augustijnen heette eertijds de Rode Poort, een naam die ik in Tienen wel viermaal heb aangetroffen.

Dr. P. Kempeneers.

Brabantse Folklore nr. 274, juni 1992, 165-168.