De Grote Markt heeft weer haar Gulden Hoofd. Op vrijdag 18 juni 1993, net voor de opening van de Tiense kermis, lieten de eigenaars Martin Plessers en Thèrèse Magdeleyns, deze eeuwenoude benaming opnieuw aanbrengen. In gulden letters en op een bordeaux achtergrond. Hierbij knopen de eigenaars weer aan bij de eigen, volkse traditie. Hopelijk vindt dit voorbeeld navolging.
Over het Gulden Hoofd is niet zo veel bekend. Pastoor De Ridder vermeldt de naam in zijn bekende “Historiek” (Hagelandse Gedenkschriften, 1929, 1-2, blz. 29), maar situeert het huis verkeerdelijk op de hoek van de Grote Markt en de Kabbeekstraat. Op deze plaats stond eertijds de Beer. De oudst bekende eigenaar van het Gulden Hoofd was Denijs Custers of Casters, in 1538. Daarna kwam het huis in het bezit van de familie Goossens. Zo was Eemond Goossens eigenaar van 1538 tot 1559. Daarna vinden we Wouter Goossens en in 1637 Jan Goossens. In 1670 is het pand nog steeds eigendom van dezelfde familie, vermits in 1670 de erfgenamen van Wouter Goossens vermeld staan. Niet lang daarna, in 1689, vind ik in een stadsrekening van 1689 als eigenaar Dierick Hoebanckx, die dan een cijns betaalt op sijnen huijse ghelegen op den hoeck van de groote merckt tegens ouer den hert genoempt het gulden hooft (44.816 nr. 105). En in een cijnsboek van het einde van de 17de eeuw staat nog Wouter Gossens vermeld, maar met de aanvulling “Dierieck Hoebanckx bij purgement”.
De volgende eigenaars uit de 18de eeuw heb ik nog niet kunnen achterhalen. Maar in 1796 is François Delescaille de eigenaar, die in 1800 nog vermeld staat met als beroep “Caftier”. Voor 1826 wordt hij opgevolgd door Jacques Bietomé, in 1826 geschreven Beetemé Jacques en in 1837 Beetemé Jacobus Koopman. In 1860 is Beetemé als eigenaar opgevolgd door Jean-Baptiste Pulinckx.
Volledigheidshalve vermeld ik nog de “reengenoten” van het Gulden Hoofd in de 17de eeuw en later. Richting Leuvensestraat paalde het Gulden Hoofd aan het Papegaaiken. Op de Grote Markt stond naast het Gulden Hoofd het Verken, ook bekend als het Wild Verken. Achteraan paalde het hoekhuis aan de Tinnen Schotel.
In 1842 is de naam veranderd in Café Moca. Ik ontmoet deze naam voor de eerste keer in een bouwaanvraag van dat jaar. Later duikt de schrijfwijze Moka op (met één k). Oudere Tienenaars zullen zich nog enkele cafébazen herinneren die in de Moka achter de tapkast stonden: Gaston Wauters, bekend als Gaston uit de Moka (1929), en in recentere tijd Achiel Weenen, daarna zijn echtgenote Leonie Cordewiener (25 sept. 1968). In de nagelaten aksijnsboeken van Jan Schenkel vind ik nog als cafébazen Frans Roskams (1.1.1969), Edgard Stultjens (6.3.1874), Victoria Pater (16.5.1975) en in 1982 J. Flach. De Moka verdween als herberg in 1989, door de vestiging van de parfumerieketen Etos. In 1992 is Etos al vervangen door de roomijsketen La Galette. Hiermee is de rij gesloten: de Moka heet opnieuw het Gulden Hoofd, nu als benaming voor een ijssalon. De naam heeft dus een traditie van minstens 455 jaar.
Deze huisnaam staat niet alleen. Oorspronkelijk duidde het uithangteken met een gouden hoofd in profiel op de winkel van een goudsmid. Reeds vroeg werd deze naam ook als herbergnaam gebruikt. J. Van Lennep geeft hiervan in zijn werk over de uithangtekens enkele voorbeelden. In Den Haag kwam een Gulden Hoofd voor, op de hoek van de Groenmarkt en de Hoogstraat. Ook Amsterdam had in 1567 zijn Gulden Hoofd. En in Leeuwarden was het Vergulde Hoofd één der voornaamste herbergen. Vorige eeuw stond in Goes (Zeeland) bij het stadhuis een Gulden Hoofd met als opschrift: “Dit huis is Gode bequame, In ’t Gulden Hooft is sijnen name”.
Dr. P. Kempeneers.