In een inventaris van 1787 vond een Leuvense studente in het rijksarchief tussen de opgesomde voorwerpen eenen calemandel rock. De stofnaam calemande (ook calemandel en calemanden) was in de 18de eeuw blijkbaar wel bekend.

Na veel zoeken vond ik dat calemande afkomstig zou zijn van het Italiaanse calzoni. Uiteindelijk vond ik het bewuste woord in de encyclopedie van Diderot en d’Alembert. De omschrijving is als volgt: “étoffe de laine commune, lustrée d’un côté comme le satin, probablement d’origine anglaise”. Het was dus een doodgewone wollen stof die aan één zijde werd opgepoetst, zodat deze blonk als satijn. Mogelijk kwam de stof uit Engeland.

Het woord komt ook voor in een een poëtische tekst, geschreven door Denis Diderot. Hij schreef over de rijkdom in “Regret sur ma vieille robe de chambre” (in verzamelwerk deel IV, blz 7). Daarin staat volgend fragment: “Maudit soit le précieux vêtement que je révère! Où est mon ancien, mon humble, mon commode lambeau de calemande?”. Hij vervloekt dus zijn dure kledij en verlangt naar zijn gewone lompen van calemande.

Ik vertelde mijn verhaal aan mijn klasgenoot Theo Vandeborght, die prompt een liedje begon te zingen over een kalemanden rok. Een paar dagen later kreeg ik tekst en muziek. Het woord calemande was bekend in “Het Beiaardlied van Duinkerke”, met als eerste woorden in het West-Vlaams: “Een kalemanden rok, een wit mantlijntjen d’rop; en weet ye waer da’k weunen? al in Sint Gillis dorp”, enz. Het liedje beschrijft een vastenavondzot en is in het Frans bekend als “Le Carillon de Dunkerque”, reidans uit de 16e eeuw. Karel Carmeliet, een genealoog uit Leuven, vertelde mijn verhaal verder aan zijn zuster die het eveneens kon zingen. Ze had het destijds aan zee geleerd tijdens een zomerkamp met de mutualiteit.

Via de voetnoot vond ik calemande terug in Van Dale. Het woord komt als kalamink vanaf 1717 in het Nederlands voor. Het komt uit het Engels calamanco en Frans calmande, met onzekere etymologie. Kalamink is een wollen stof, aan de ene zijde geglansd als satijn, vooral gestreept, eerder dan gebloemd, thans nog gebruikt als stof voor stoelbekleding. Hiervan is het werkwoord kalaminken afgeleid, dit is pinkogen, wat je doet bij het insteken van een draad in een naald.

Dr. P. Kempeneers.

Verschenen in de Publipers op donderdag 4 september 2008.