Een jeugdvriend vroeg me onlangs naar de herkomst van de naam Beulestraat. Dit is de volkse benaming voor de Reizigersstraat, gelegen aan de rechteroever van de Gete. Sommige volkse namen zijn ooit officieel geweest. Zo heette de Sint-Katharinastraat in 1800 de Strontstraat, met de betekenis “straatje van niemendal”. Uiteraard legt de volksmens dat anders uit. De bazin van café de Welkom zei dat er dikwijls “gendarmen” in het straatje lagen. Hiermee bedoelde ze in het dialect geen rijkswachters, maar “hoopjes faecaliën” om het deftig te zeggen. Een gelijkaardige straatnaam was de Keutelstraat, later vervormd tot Ketelstraat en in 1930 gewijzigd in Eeuwfeeststraat. Ook Beulstraat was ooit een officiële benaming.

Langs de Gete hadden de paters Bogaarden een klooster. Daarom noemde men de rivier op deze plaats in de 14de eeuw in het Latijn Jacea begardorum en in 1533 in het Nederlands de bogaerden ghete. De straat zelf heette in 1340 reyselstreetken, in 1370 reysenstrate en in 1577 reysers strate. Het eerste lid betekent rijshout en verwijst naar het struikgewas dat op de boorden van de Gete groeide. Let op de afwisseling van de eindmedeklinker: l, n, en r. Het zijn alle liquidae. Deze klanken wisselen gemakkelijk met elkaar om. Terloops. Voor wie mijn uiteenzetting nogal moeilijk vindt: de 4 liquidae staan in de naam MaRLeeN. Zo komt het dat in het Tiens het woord dekeN voorkomt als dekeR (in het dialect uitgesproken als daiker). Ook de (pol)lepel doet aan de omwisseling mee. In het Tiense dialect is een lepel “ne laipeR”. Op dezelfde wijze vinden we voor het eerste lid van de oude attestaties: reyseL, reyseN en reyseR. Deze laatste vorm werd opgevat als “reiziger”. Zo vinden we in het Frans van 1796 rue des voyageurs en in 1798 rue des passagers, later vertaald als Reizigersstraat. De Nederlandse vorm Reizigersstraat vond ik een eerste keer pas in 1931 (in het Verslag van Tienen, p. 37). Voorheen was de oude vorm blijven voortleven: 1828 Rijzerstraat, Rijzers straat, 1873 de reysers straet.
In deze straat hadden de Kolveniers hun gildehuis, vandaar de 17de-eeuwse benaming Coloveniersstraete. Daarnaast was echter de naam Beulstraat al in gebruik. In 1688 stond een huis aan de Gete tegenover het Bogaardenklooster, gelegen in de buel straet. In 1750 vond ik de vorm beulstraete en in 1796 de vertaling rue des bourreaux. Om de volkse benaming levendig te houden, noemde de technische dienst in 1996 het straatje dat naar de Toren van Geet loopt, het Beulpad. Waar de beul van de Reiz(ig)erstraat woonde, heb ik nergens gevonden. Bekend is wel de beul of scherprechter Michiel Coremans die in de huidige Paardenbrugstraat woonde. Het huis van de beul komt overeen met nummer 15. Het was gelegen tussen de Mene en de Rozenhoed. In 1557 kochten de regeerders van het Gasthuis, veel te duur!, het huis van de beul en voegden het toe aan de Rozenhoed (nr. 11 en 13). Wie meer wil weten over de erfgenamen van de beul, kan die vinden in mijn 3-delig werk Thuis in Thienen (1999), blz. 903-904.

Dr. P. Kempeneers.

Verschenen in de Publipers op woensdag 16 maart 2011.