Nieuwe publicatie op 6 juni 2013: Oude woorden.
Wie in oude documenten neust, moet niet enkel het schrift uit vroeger tijden kunnen lezen. Soms staan er ook verdwenen woorden in. Zo vond ik in een inventaris van 1712 “een ijsere cassaet panneken”. Kassaat was een soort koek in een pan gebakken. Schuermans geeft in zijn Algemeen Vlaamsch Idioticon de ingrediënten van verscheidene soorten koeken die in een kassaat panneken gebakken werden. Calemande was een gewone wollen stof, aan de ene zijde geglansd als satijn en meestal gestreept. Je vindt het nu in Van Dale terug als kalmink. In een poëtische tekst schreef Diderot (de man van de bekende Encyclopedie) over zijn lompen van calemande: “Où est mon ancien, mon humble, mon commode lambeau de calemande?” Hij vervloekt zijn dure kledij en verlangt naar zijn lompen van calemande.
In de 18de eeuw was calamande bij ons nog algemeen bekend. In 1712 stond in een inventaris “eenen jupon van calamande”, en in 1787 “eenen calemandel rock”. In 1433 verkocht Ida Lusch in Deurne (Nederland) een halve hectare rogge. De koop werd opgeleverd vrij van alle lasten. In de tekst staat “vorecommer”. Dit Middelnederlandse woord betekent: last die al op een bepaald goed rust. Savoor komt in onze regio zeer dikwijls voor. Het was een visvijver waarin vis werd bewaard of gekweekt. Het is een ontlening uit het Oud-Frans sauvoir, zelf afkomstig van het Latijn salvatorium.
De vloedgracht is terug van weggeweest. Ik schreef erover in mijn sprokkel 220 en is nu op Wikipedia te vinden. Van Dale heeft het woord nog niet opgenomen. Het is een typisch Brabants woord voor een gegraven gracht om overtollig water van de velden af te leiden. Door vertaling in Coulant d’eau (1882) en hervertaling in Waterloop (1952) verdween het woord Vloedgracht meestal uit de Atlas der Waterlopen. In Helen-Bos bleef de Vloedgracht wel bekend. Ze is er belangrijker dan de Gete. Ook de zaagkuil ontbreekt bij Van Dale. Bijna een eeuw geleden werd het woord geschrapt. Over de zaagkuil schreef ik sprokkel 177, naar aanleiding van een ruzie in Orsmaal tussen de kasteelheer en timmerlieden van Zoutleeuw. Wikipedia geeft een foto waarop je ziet, hoe in een zaagkuil door 2 mannen met een kraanzaag werd gewerkt: de ene staat bovenaan, de tweede staat onderaan in de kuil.
Tokadille, ook met spellingen als tockadil, tokkadille, was eertijds een bekend spel verwant met het triktrakspel, maar met ingewikkelder regels. Het werkwoord verheergewaden is helemaal vergeten. Bij het verheffen van een leen moest de leenman een uitkering doen aan de leenheer. De plechtigheid zelf heette “heerghewey”. Van een clepsydra of een waterklok zullen weinigen gehoord hebben. De “cleijts-ore”, een vervorming van het Franse woord clachoire, was een dun koordje aan het uiteinde van een zweep, ook de zweep zelf. Van Dale kent het nog in de spelling kletsoor. Niet iedereen heeft thans een Ferrari. Een bewijs van rijkdom was in een niet zo ver verleden een sjees, dit is een licht tweewielig rijtuig met een kap, vervormd uit het Franse woord chaise. De abdij van Sint-Geertruiden in Leuven nam enkel jongens van adellijke afkomst aan. Een proost uit deze abdij woonde in Aarschot. Hij betaalde voor het paard in zijn sjees geen belasting. Zo lezen we in 1747 als reden: “het peert vanden heere proost is geen trafieck noch labeur peert, maer om in de chaise te gaen”.
Dr. P. Kempeneers.