Historicus Alphonse Wauters was rijksarchivaris en is heden nog bekend voor zijn talrijke bijdragen over Brussel. In de reeks “Géographie et histoire des communes belges” schreef hij ook over steden en dorpen in het Hageland en daarbuiten. Zijn oeuvre is indrukwekkend. Heel wat hedendaagse amateur-geschiedschrijvers nemen klakkeloos gegevens uit zijn werk over en zetten er hun naam onder, zonder zelf een originele archieftekst te raadplegen. Hierbij komen soms grappige fouten te voorschijn. In de gedrukte tekst over Oorbeek staat een zetfout: Vieux Jones (in plaats van Vieux Joncs met c). De afschrijver heeft het dan over de “ridders van Vieux Jones”, in plaats van over de ridders van Alden Biesen (bij Bilzen).

In het deel “Canton de Glabbeek” (1882) schreef A. Wauters over de gemeente Kerkom op de bladzijden 88 tot 99. Het werk werd anastatisch herdrukt in 1963. Omvangrijker is het werk van Pierre Edouard Martens. Deze was professor in de plantkunde aan de universiteit van Leuven. Hij deed de moeite om zelf veel archiefbronnen te lezen. Hij overleed in 1902. Zijn werk verscheen later in 3 delen in het Frans, in de “Hagelands Gedenkschriften”, tussen 1910 en 1915. Martens is Wauters niet genegen en haalt graag uit naar fouten die de rijksarchivaris heeft gemaakt.

lier.jpgZoals elders in het Hageland kwamen in Kerkom verscheidene paanhuizen voor. Paanhuis is een samenstelling met “panne of paen”, dit is een brouwketel. Paanhuis is ook een synoniem van herberg of café. In 1703 speelde herbergier Lambrecht Vander Waeren in zijn paanhuis in Kerkom op een lier (chelys). Hij wist zo de jeugd aan te trekken om te dansen. De toenmalige pastoor Lambrecht Thielens meldde dit feit aan het bisdom Mechelen. In het aartsbisschoppelijk archief (gelegen in de Varkensstraat 6) kunnen we het verslag nalezen in de reeks “Visitaties” van het district Tienen (nr. 7). Deze verslagen zijn in het Latijn geschreven. In de klacht over de herbergier lezen we: qui ludit cheli et per hoc ad se attrahere iuventutem ad tripudiendum. In 1707 volgde een gelijkaardige klacht. De cafébaas verdierf volgens de pastoor de jongeren door op zijn lier te spelen en ze hele nachten te laten dansen. In het Latijn lezen we: qui corrumpit iuventutem ludendo chelym et saltando integris noctibus. De pastoor kreeg het gedaan dat de cafébaas zijn instrument inleverde en beloofde om niet meer te spelen. Chelys is het Griekse woord voor schildpad, later ook voor het snaarinstrument dat hiermee werd vervaardigd. De accusatief chelym lijkt op de term van het kaartspel (solo) slim. Het was voor archivaris A. Wauters (1882, blz. 93) wellicht de aanleiding om deze passage op te vatten als een kaartspel. Martens (1915, blz. 148 voetnoot) vermeldde deze vergissing graag in zijn boek over Kerkom.

Dr. P. Kempeneers.

Verschenen in verkorte vorm in de Publipers op woensdag 18 april 2012.