In 1755 verscheen in Brussel een boek over Zedespreuken. Ik vond dit boek toevallig, omdat een rentmeester in Langdorp in de 18de eeuw zijn rekeningen afsloot met een spreuk. Het volledige boek bevindt zich in de bibliotheek van de Gentse universiteit en was in 1788 eigendom van Joannes Baptist Fisco uit Zottegem. Het lijvige boek werd door Google ingescand. De spreuken werden verzameld en uitgegeven in Brussel door Franciscus T’Serstevens, die in 1755 woonde in de Platea PP. Dominicanorum of Dominicanenstraat. Het boek is drietalig en heeft dus drie titels: THESAURUS documentorum moralium. SCHAT van zedespreuken en lessen. TRESOR de sentences et de maximes morales.
Na een inleiding citeert T’Serstevens zijn spreuken onder alfabetisch gerangschikte trefwoorden (in het Latijn), bij voorbeeld Abstinentia, Maetigheid, Abstinence, vervolgens Abundantia, Overvloed, Abondance, enz. tot Zelotypia/ Zelus, Minnenyd, Jalousie, op p. 675. Hierop volgt op pagina 676 een Appendix, Aenhangzel, Appendice. Ten slotte zijn de trefwoorden in 3 talen terug te vinden in de Index rerum, Bladwyzer der zaeken, Table des matieres (in totaal 12 bladzijden).
De spreuken in het Nederlands en Frans zijn vertalingen uit het Latijn in versvorm. Heel wat zedespreuken zijn nog goed verstaanbaar. In mijn boek over Meldert bij Hoegaarden noteerde ik in het voorwerk: Van een begonnen werk is ’t licht wat lof te halen, Maar als ’t voltrokken is, mag men eerst zegepralen. Deze spreuk staat ook in het boek over “De Vlaamse Waternamen”, deel I, dat door de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie (KCTD) in 2016 werd uitgegeven. In deel II staat een ander gezegde met een grote waarheid: Men lett’ in alle zaek, daer veel is aengelegen, Niet wat men zeggen moet, maer wat er dient gezwegen.
Soms zijn de citaten iets langer. Iedereen spreekt graag over zijn eigen bezigheden, verleden of belangstelling. Dat is nog altijd zo. T’Serstevens haalt op de bladzijde 416 een zegswijze aan van Propertius, onder het lemma Nauta. Schipper. Pilote. In het Latijn lezen we: Navita de ventis, de bobus narrat arator, Enumerat miles vulnera, pastor oves. De spreuk luidt in het Nederlands: De Boer spreekt van den os, die ’t land beploegen gaet, De Schipper van den wind, van vegten de Soldaet; Van ’t schaep de Herder spreekt, de Jager van de jagt, De Tuinman van zyn moes, de Werkman van zyn kragt. In het Franse rijm klinkt het alzo: En ce monde un chacun parle de son métier, Le pilote du vent, le Chasseur du gibier, Le Laboureur des boeufs, le Guerrier des blessures, Le Berger des brebis, la Femme des parures.
Reacties zijn gesloten.