Over het verdwenen Kasteel van Eliksem (bij Landen) is weinig bekend. Op dit ogenblik liggen op de plaats waar het Kasteel stond enkele grote vijvers ten zuiden van de Weidestraat. In de schepengriffies 7632 met als inhoud “Varia” (RA Leuven) zit een gekleurde kaart met index (f. 103-104). Deze figuratieve kaart werd in 1737 overgenomen door secretaris J.F. Wouters, maar is veel ouder. Op deze kaart staat niet alleen het Kasteel aangeduid, maar ook de hele omgeving van het dorp met de letters A tot W. Op 5 maart 1686 werd een “overbrenghinghe” opgemaakt over het dorp Eliksem, in uitvoering van het plakkaat van 2 januari 1680. In 1686 was er al geen kasteel meer, vermits we lezen: datter sijn geen casteelen, datter sijn geen cloosters, geen gasthuijsen (manuscript dr. H. Jacobs 543).

Eliksem SG 7632 f. 103 kaart 1737De kaart werd opgemaakt in verband met een discussie. Al in 1668 wilde men een deel van de beemden van de Heer van Eliksem afnemen, een half dagmaal en vijftien korte roeden groot om de Gete te herleggen. Zie schets in SG 7632, f. 101, getekend door D. Goffart. Op de kaart van 1737 is het betwistbare deel aangeduid met een streepje en de woorden: Dit wilt men aff snijden aen mijne bempden.

In 1828 kregen alle panden in Eliksem een kadasternummer in de enige sectie A, tot heden nog grotendeels in gebruik. Aan de hand van deze kaart is de hele dorpskern te reconstrueren. Let wel. Op de kaart van Wouters ligt het noorden rechtsonder. Het kasteel van Den Edelen ende Wel Geboren Heere De Ruijsschen Graeve van Elissem is aangeduid met de letter A. Dit Casteel, hoff ende vijver Rontomme komt overeen met sectie A 220, gelegen ten zuiden van de huidige Weidestraat. Tot A 220 hoorde ook B of Die Warande voor het Casteel. Dit gedeelte, aan de noordwestkant van het kasteel, grenst thans aan de Sint-Mertensbeek of het huis nummer 2 van de Weidestraat. Tegenover de Warande lag in 1737 een halve bunder weide, aangeduid met de letter E, overeenkomend met sectie A 213. Deze weide grenst in het noorden aan de letter D of een boender weijde genoempt den Moorhoff. Dit is A 212, aan de straatkant overeenkomend met de huizen met de nummers 1 tot 9 in de Weidestraat. Tussen het kasteel en de Kleine Gete ligt perceel F of een boender weijde, dit is A 214. Ten zuiden van deze weide, grenzend aan de Gete lagen vijff dachmaelen weijde, die al in 1737 waren overgelaten aan de Scholieren van Zoutleeuw. Het is thans een zeer grote vijver. Op deze plaats werd een bocht van de Gete rechtgetrokken, zodat ook een stuk weide op het grondgebied van Laar werd omgezet in vijver.

Aan de west- en zuidzijde van het kasteel lag een Boomgaert H, met latere kadasternummers A 219 en A 221. Aan de westkant hiervan vonden we onder de letter I eveneens een Boomgaert, later A 223. Beide boomgaarden werden overgelaten aan de Tiense Armentafel. De landmeter tekende ook de Koningsmolen (A 114-117) en verder een aantal huizen en de oude kerk in het dorp. Onder de letter C vonden we een Blockxken, ten erve uitgegeven aan Michiel Preuveneers voor drie guldens per jaar ontquijtbaer boven alle Lasten. Op dit bloksken aan de westkant van de Weidestraat (sectie A 207 tot 210) staan nu de huizen 2 tot 10. Ten noorden hiervan, dus verder langs de Weidestraat met de huizen 12-14 en 48-50 in de Brouwerijstraat lag letter Q, vóór 1737 het huis van Raes Baudewijns, in 1737 van Guilliam Sevenants. Westwaarts en grenzend aan de Lindestraat (nu Brouwerijstraat, huizen 28 tot 44) tot aan de huidige Grote Steenweg (huis 122) lag de letter N met het pachthof van Guilliam Persoons, in 1737 van de weduwe Lucas Lauwereijs bij successie van haar zoon de pastoor van Eliksem. Dit pachthof grensde in het zuiden aan de letter S of die fontijn van Sinte Merten, voorheen genoemd de Sint-Mertensborne.

Aan de oostzijde van de Lindestraat (nu Brouwerijstraat, nr. 1-3-5, enz.) lag de letter O in de hoek gevormd door de Grote Steenweg (nr. 128) en aan de andere hoek (huizen 41-43, enz. tot 57) vinden we de letter T. O was het huis van Hendrick van Horne, in 1737 van Michiel Lambrechts, en T het huis van Jan vander Beecken, in 1737 van Jan Lambrechts. Ten noorden van de letter T stond de letter K (sectie A 103-104) met de kercke van Elissem, afgebroken rond 1840. Nu staan hier de huizen met de nummers 1 en 3 van de Konijnenbergstraat. Hier tegenover geeft de landmeter met de letter R (sectie A 105-106, of Brouwerijstraat 59), vóór 1737 het huijs van heer Hendrick Henskens pastoir van Elissem, en na hem heer Jan Lecregniez eveneens pastoor ende in 1737 Niclaes Suwe bij successie uxoris nomine. Dit huis had een naam. De landmeter noteert: ende is genoempt het Wit huijs.

Ten slotte noteerde Wouters met L, M en P het blok gelegen tussen de Brouwerijstraat in twee zijden, de Gete en in het zuiden de Moorhof. L is Den Molen van sijne Majestijdt, nog altijd genoemd de Koningsmolen, sectie A 114 tot 117. Hiernaast in de hoek van de Brouwerijstraat lag M (sectie A 121-122), vóór 1737 het huis van Goordt Persoons, daarna van Jacobus Sevenants de zoon van Joanna Persoons. Het huis dat grensde aan de Moorhof kreeg de letter P (sectie A 118-119-120, huizen 52 en volgende), vóór 1737 het huis van  Willem Coenen, daarna van de weduwe Hendrick Marschael dochter van Willem voorschreven. V was de letter voor Die Linde straete en W voor De revire genoempt Die Ghete. De Linde stond eertijds op de hoek van de huidige Brouwerij- en Weidestraat, dus tegenover huis 52 van de Brouwerijstraat.

Verder vinden we in de schepengriffies 7632 (f. 14-15) gegevens over de verkoop van het Hof van Eliksem in 1570 door Jan van Straesborch aan jonker Vincent Dobbelsteen en honderd jaar later het testament van jonker Jan Anthoni de Ruijsschen (f. 108-111). Leden van de adellijke familie De Ruijsschen maakten deel uit van de Grote Raad van Mechelen. Ook bezat deze familie heel wat eigendommen en renten in Brugge, Antwerpen en Mechelen (SG 7632, p. 129 verso tot 154). De twee genoemde teksten heb ik omgezet als zijsprokkels. Ze zijn een welgekomen aanvulling op de geschiedenis van het verdwenen Hof of Kasteel van Eliksem.

Meer gegevens over de stamboom van de familie De Ruysschen zijn te vinden in het boek van Henri Installé, oud-archivaris van Mechelen, “Patriciërs en Ambachtslui in het Stadsbestuur te Mechelen onder Maria-Theresia” (Mechelen, 1982, p. 33-38). Met dank aan Paul Behets.