Het manuscript met nummer 1103 uit het privé-archief van dr. Hans Jacobs omvat een Aenspraecke ende conclusie voor Anthoen Vanden Berghe, als meier van de heerlijkheid van het dorp Ezemaal als aanlegger. Dit gebeurde tegen Hendrick Seron den auden in de naam van Henrick Seron den Jonghen, zijn zoon, als gedaagde.

Dat een groepje jongeren amok maken in een dorp of stad, horen we tegenwoordig wel eens op radio of televisie. Ook kranten staan er vol van. In het nummer 1103 lezen we dat vijf jongeren uit Ezemaal op 8 september 1645 heibel veroorzaakten in Hakendover. In de tekst wordt het hele verhaal op een duidelijke wijze en genummerd verteld. In mijn omzetting neem ik het verhaal over. Af en toe citeer ik enkele letterlijke passages die ik cursief afdruk.

1. De zoon ging op Onse Lieúe Vrauwe geboorten (= 8 september 1645) met nog andere vier Jonghmans oft sijn cameraden naar het dorp van Hakendover. Daar gingen de vijf jongens in de herberg zitten drinken. Van allen had alleen de zoon van de gedaagde een roer (= buis, geweer) en enige van de andere gasten hadden stocken.

2. Reynier Maes, een ingezetene van Hakendover, zag de jongens passeren voorbij zijn winning (= boerderij, pachthof) langs de straat leidende naer het hoffstadt (= plaats met hoeve) van Jan Davidts, omtrent negen of tien uren in de avond.

3. Daarna is de zoon van de gedaagde met de andere vier gasten samen gekomen in de nacht omtrent elf of twaalf uren aan het hoffstadt van Reynier Maes, vol opghedroncken sijnde. Iemand van hunlieden is opgeklommen aan het venster waar de dienstmaeghden van Reynier Maes hun slaapplaats hadden. Deze heeft door hetzelfde venster getrokken en weggenomen die saergie (= deken) ende slapelakenen van het bed van de dienstmaagden.

4. Deze zaken werden nadien geworpen in een poel daar omtrent genaempt den calckpoel.

5. ’s Anderendaags ’s morgens is de saergie daar in bevonden en uitgetrokken. Van de slapelakenen is geen van de twee tot nog toe gevonden noch bekomen.

6. Komende voorts tot meerder fundament van die conclusie hieronder te nemen en hoe die vijf gasten hun moedwilligheid hebben bedreven, jnt perpetreren (= in het kwaad doen) van deze navolgende feiten.

7. Zo is het waarachtig dat zij omtrent het huis of hofstad van Reynier Maes groot gerucht en getier onder elkaar hebben gemaakt. Het scheen dat zij onder elkaar krakeel maakten en vochten.

8. Dit horende, kwamen die knapen ende dienstboden van Reynier Maes uit hun stallen, waar zij hun beesten of bestialen aan het voeden waren. Zo kwamen zij in hun smeesters mesthoff om te horen of te zien wat gerucht of gevecht daar op straat was.

9. Op dezelfde wijze kwam ook de huisvrouw van Reynier Maes uit haar huis. Ze meende om die genoemde vechterij te helpen slissen (= een einde maken) of te komen jnt beste te spreken. Terstond is eenen scheut van een roer neffens haar afgeschoten. Daarom heeft zij zich terstond in haar huis teruggetrokken.

10. Die knapen van Reynier Maes stonden nog in de mesthof van hun huismeester, om het einde te zien van het kwaad en moedwillig opzet van deze vijf personen. Toen begon de gedaagde met zijn mede compaignons met het werpen van grote kasseistenen naar de voorschreven knapen.

11. Hierdoor hebben de zelfde knapen zich rasch wtten perijckel (= snel uit het gevaar) moeten stellen. Met haast trokken zij zich terug in hun stallen.

12. Dit was nog niet genoeg. De moedwillige vijf gasten merkten op, dat de knapen van Reynier Maes de vlucht hadden genomen en dat zij zich door het dapper werpen van de stenen hadden gesalúeert (salveren = in veiligheid brengen) in hun stallen.

13. De gedaagde zoon kwam met zijn medecompagnons, vloeckende en swerende, salúa impertinentia (1), bij het hofstad van Reynier Maes. Daar wierpen zij met grote stenen naar de vensters van de kamer waar Reynier Maes was slapende.

14. Moedwillig en met zulk vehement (= heftigheid) , dat het glazen venster met het raam, vastgemaakt aan ijsere gerdden, eruit vloog tot in het midden van de kamer van Reynier Maes.

15. Het geschiedde ook dat Elisabeth Vander Meulen, dienstmaagd van Reynier Maes, aan het venster kwam om te zeggen dat zij moesten vertrekken. Wilden zij eenich crakeel maken, dan moesten zij op een ander gaan of zij zouden met niet veel goeds afkomen.

16. Terstond heeft iemand van hun allen een roer offt busse (= bus, geweer) afgeschoten naar het venster, geladen zijnde met clijn posten oft hagelen.

17. Door dezelfde scheut werd Elisabeth Vander Meulen geraakt in haar hoofd. Gekwetst zijnde, riep zij terstond en krijsend met luide stem naar de huisvrouw van Maes “Ick ben geraeckt”.

18. Met deze scheut heel bebloed, ging ze al jammerend naar de huisvrouw van Reynier Maes. Deze heeft de wonden naar haar best vermogen en goeddunken terstond verbonden en legde hierop eenighe substantien om het bloet te doen stelpen.

19. Maar ’s morgens daarna, heel vroeg, heeft de huisvrouw van Reynier Maes, eenen expressen naar Tienen gezonden om een meester chirurgijn te halen om Elisabeth te komen cureren (= behandelen, genezen).

20. De wonden heeft meester Geeraert Nijskens, chirurgijn, gevisiteerd. Met zijn instrumenten tastende naar de profonditeit van de wonden, heeft hij gevonden dat de hagelen oft clyn posten daar in staken. Hiervan heeft hij er twee uitgetrokken, zeggende dat daer noch eenighe jnne waeren.

21. Een moedwillige mens die zulke kwade feiten bedrijft of heeft bedreven, zo in lijf als in goed, is punibel (= strafbaar). Hij staat tot arbitrale correxie (= mening van de zegsman, arbiter), aangezien het straetschinderije is, namelijk iemand in de nacht zijn glazen vensters in stukken werpen.

22. Zo heeft de heer aanlegger van officie wegen, met bovendien de klachten door Reynier Maes en Elisabeth Vander Meulen aan hem gedaan, geraadzaam gevonden om al deze personen, iedereen in het particulier te recht te roepen. Ook laat hij ze voor Uwe Edelheid bedagen om te aanhoren de navolgende conclusie die tegen hen wordt genomen.

Concluderende contendeert (= stelt een eis) ten eijnde datte selúe gedaeghden, jder een jn persoon door uwer eerw. Heeren vonnisse definitijff (= definitief vonnis) sullen wordden ghewesen oúer het geperpetreert delict (= bedreven kwaad)  apprehensibel (= bewust begrepen) jn ghevangenisse, ende alsoo tot spigel van een jder (= tot spiegel van iedereen), naer hunne merieten (= merite, verdienste) gestraft te wordden, volghens die sententie (= vonnis) bij Uwer Eerw. te decreteren (= bevestigen), oft soo U.E. in equitijt (= gerechtigheid) sullen vinden te behooren cum expensis (= met eis van kosten).

Besluit. De vijf jongens werden in de gevangenis opgesloten en moesten de kosten vergoeden.

Paul Kempeneers.

(1) Salva impertinentia: “als ik het zo brutaal mag zeggen”. Verklaring van latinist Karel Carmeliet.

Omzetting illustratie, MS 1103, punt 14.

Moetwillich, ende met

súlcke vehement, dat

die gelase venstere metten

raeme, daer die selúe Jnne

stont, vastgemaeckt, aen

ijsere gerdden, heel ontstúcken

ende wtwirpen, vliegende

de selúe venstere door

het lanckdúrich ende

vehement geworp, mette

raeme, tot in midden der

voorscreúe caemere

vanden voorscreúe Reynier Maes.