Voor onze allerkleinsten die Publipers kunnen lezen
(verschenen in de Publipers op 21 en 28 dec. 1972, 4 en 11 januari 1973)

FRIED HEEFT EEN POES

het is mooi weer.
de zon schijnt.
fried speelt in de tuin bij oom.
ze ziet een poes.
de poes is vuil en ziek.
van wie is die poes ?
oom weet het niet.
fried neemt ze mee.
nu is ze blij.
fried gaat naar huis met de poes.
moe is boos en fried huilt.
dan is moe niet meer boos.
ze steekt de poes in het bad.
de poes is mooi wit.
de punt van haar staart is zwart.
fried giet melk in een kom.
poes likt de melk uit.

ze denkt lang na.
hoe heet ze nu?
de poes heet mien.
ze komt vlug.
poes kent haar naam goed.
fried speelt met mien in de wei.
mien, kom hier, roept fried.
mien rolt in het gras.
fried lacht.
mien eet veel.
ze drinkt melk uit een kom.
ze slaapt in een mand.
zo wordt ze groot.
op een dag schijnt de zon.
het bos is mooi.
fried speelt er met mien.
waar is mien?
fried weet het niet.
ze roept, maar mien komt niet.
fried gaat naar huis.
daar is mien ook niet.
het is nacht.
de maan schijnt.
dan komt de zon weer op.
op de stoep zit mien!
wat zegt mien?
fried weet het niet.
ze is blij en neemt de poes op.
mien ligt in de mand.
ze slaapt nu goed.
fried gaat weer naar school.
ze leest in een dik boek.
ze schrijft op een wit blad.
ook fried wordt groot.

fried zit op school.
de bel gaat.
fried gaat naar huis.
wat ziet ze nu?
moe lacht.
pa lacht ook!
in de mand ligt mien.
naast haar ligt nog een poes.
fried ziet er nog twee.
ze telt er drie!
o, wat zijn ze lief en klein!
zijn die voor mij? vraagt fried.
nee, zegt pa, die zijn van mien.
poes mien knipt met haar oog.

fried geeft ze ook een naam.
ze noemt ze piet, rik en leen.
maar een poes blijft niet klein.
een poes drinkt melk.
dan gaan piet en leen bij oom.
die heeft een tuin met gras!
rik blijft bij fried.
ze speelt met mien en rik in de wei.
kom, zegt fried, moe roept.
het is koud.
ik moet naar bed.

het is weer dag.
mien ligt in de zon.
rik speelt met een knot wol.
dat doet rik graag.
hij krabt en de wol rolt voort.
waar is de wol? vraagt moe.
ik brei een trui!
o, rik speelt ermee.
geef hier, rik! roept moe.
de trui van fried is nog niet af!

fried roept.
daar komt bob.
bob is de hond van boer mon.
de hond is boos.
hij blaft.
fried pakt rik op.
loop weg, mien, roept fried.
mien gaat niet weg.
ze is niet bang.
ze kromt haar rug en blaast.
mien krabt en de hond loopt weg!

nu ligt er sneeuw.
dat kent rik niet.
fried is erg blij.
ze kraait van pret.
mien voelt aan de sneeuw.
die is koud en nat.
ik blijf in huis, denkt mien.
hier is het warm.
dat weet fried ook!
de wei is nu heel wit.
het sneeuwt, maar mien slaapt.

Dr. P. Kempeneers.

Verschenen in Publipers, 21 en 28 december 1972, 4 en 11 januari 1973.