Het jaar 1989 was in onze regio een jaar van vieringen. Zo vierde het bloemendorp Waanrode zijn 850-jarig bestaan. In 1139 komt immers de naam Waanrode, opgetekend als “Walrode”, voor de eerste keer voor. De naam staat in een cartularium van de abdij van Sint-Trudo, blz. 43. Dit cartularium, een verzameling afschriften van charters, wordt bewaard in het Rijksarchief te Hasselt. Bij het lezen van dit geschrift vond ik op blz. 137 een bijna identieke akte met het jaartal 1138. Het feest had dus een jaar eerder kunnen plaatshebben.

Natuurlijk is de eerste vermelding van een naam geen stichtingsdatum. Toch is het aanlokkelijk om de datum in een dokument als een beginpunt te beschouwen. Daarom ben ik ook ingegaan op de vraag van André Eyletten om voor de viering van “850 jaar Waanrode” een toponymische bijdrage voor het bloemendorp te schrijven. Deze bijdrage verscheen in de Brabantse Folklore, nrs. 261-262 (1989), blz. 7-83.

In hetzelfde cartularium van 1138-39 wordt ook voor de eerste keer Oplinter vermeld, in de vorm “Lintere”. Dit is de reden waarom ook Oplinter in 1989 in feeststemming verkeerde. Jammer genoeg werd bij deze gelegenheid de achterhaalde etymologische verklaring van de naam Linter uit het vergeetboek gehaald. Linter gaat niet terug op linde + ter, met de betekenis van “lindeboom”. Linter is immers een oude waternaam op -ara, waarover ik in een latere Tiense Sprokkel zal schrijven.

Als ik de oudste vermeldingen in het cartularium verder opzoek, kwamen nog andere gemeenten in 1988 of 1989 in aanmerking om hun 850-jarig bestaan te vieren. Ik noem in onze buurt onder meer: Orsmaal-Gussenhoven, Wommersom, Kersbeek en Miskom, Glabbeek, Wilderen, Nieuwerkerken en Hakendover. Deze laatste gemeente nam het jaartal 690 uit de bekende legende aan, om in 1990 het 1300-jarig bestaan van de stichting van de kerk te vieren. Het jaartal 690 is echter een fiktieve datum in een laat-Middeleeuwse legende. Strikt genomen dateert de oudste vermelding van Hakendover eveneens uit 1138-1139.

Aan de andere zijde van de taalgrens konden in 1988-89 feestvieren: Zittert-Lummen, Orp-le-grand (voorheen Hadorp of Adorp), Jandrain-Jandrenouille, Lijsem (in het Frans Lincent), Sint-Jans-Geest (Saint-Jean-Geest), Molenbais-Saint-Pierre (een oude Nederlandse Molenbeeknaam) en Geldenaken. Deze laatste stad komt in 1138-39 al voor in de spelling “Geldenaken”.

Kumtich komt in het Truiers cartularium niet voor. De oudste vermelding staat wel in een akte van 1140, namelijk in het cartularium A blz. 35, bewaard in de Parkabdij in Heverlee. De oudste schrijfwijze is Compteka. In 1990 was de vermelding 850 jaar oud. Kumtich is een Gallo-Romeinse “acum-naam”, omdat we de naam kunnen herstellen als “Comitiacum”. De plaatsnaam betekent zoveel als “toebehorend aan Comitius”. Hiermee kennen we de stichter van Kumtich. Een andere Gallo-Romein, met dezelfde naam, stichtte in het Groot-Hertogdom Luxemburg, niet ver van het Belgische Aarlen, een ander Comitiacum. De oudste vermelding uit 1140 luidt Cumiciaco (in de Stadsbibliotheek van Trier, P, blz. 35). Nu heet het plaatsje Küntzig. Het toeval wil dat de oudste vermeldingen van Kumtich en Küntzig precies even oud zijn. Ik heb in een brief van 14 juni 1989 dit memorabele feit meegedeeld aan de burgemeester van Küntzig. De brief bleef onbeantwoord. En een feest is er niet gekomen.

Dr. P. Kempeneers.

Brabantse Folklore nr. 274, juni 1992, 164-165.