Het bekendste gebouw van Oplinter is het Klooster van Maagdendaal, gesticht rond 1215. Het oudste gedateerde stuk dateert van 1219. De mystieke schrijfster, Beatrijs van Nazareth, schreef hier voor 1235 het oudst bewaarde proza in het Nederlands, “Van seven manieren van heiliger Minnen”. Tot in de eerste helft van de 18de eeuw wordt de benaming “klooster” gebruikt: 1219 de valle virginum cisterciensis ordinis, 1257 in monasterio vallis virginum ordinis cysterciensis, 1321 in claustro de lintere, 1340 t cloestere van lintere, 1383 vanden cloestere van maechdendale bij oplintere. Vanaf de 18de eeuw is de naam “abdij” gebruikelijk: 1756 L’abbaije de haute lintre, 1777 Abbaye de Magdendal ou de Linter, 1797 d’abdije van Oplinter. De naam “daal” in Maagdendaal verwijst naar het Bijbelse motief, waarbij de aarde beschouwd wordt al een tranendal. Uit dit dal moet de mens opstijgen naar God. Daarom luidt het kloosterdevies: E valle sursum, vertaald “Uit het dal naar boven”. Op 6 december 1796 werden de nonnen met geweld buitengezet, ondanks het krachtige protest van de abdis. De gebouwen werden op 30 juni 1798 voor 220.000 pond verkocht aan Felix Briant (fig. 13).

opl13
Figuur 13: Resterende gebouwen in het Maagdendaalklooster uit 1714 en 1721.

In de ringmuur, grotendeels opgetrokken in baksteen maar ook in zandsteen, staat de datum 1645. Een zware brand teisterde het klooster in 1840. In 1870 werd het resterende deel verbouwd tot een grote hoeve. Tot heden bleven bewaard: het barokpoortgebouw (1660-1661), een groot gebouw en een schuur. Op 3 kaarten geef ik de toestand van het klooster in 1777, 1860 en 1994. Mijn rekonstruktie van 1777 is voor 90% betrouwbaar. De tweede kaart steunt op Popp (1860). Voor de toestand in 1994 kon ik, met de bereidwilligheid van de Tiense Technische Dienst, gebruik maken van de huidige kadasterkaart (fig. 14, 15 en 16).

opl14

Figuur 14: Rekonstructie van het oude klooster. Waarschijnlijke toestand in 1777.

 

opl15

Figuur 15: Rekonstruktie van Maagdendaal volgens de kaart van Popp (1860).

opl16

Figuur 16: Toestand van de Maagdendaalhoeve volgens de kadasterkaart van 1994.

In een gevelsteen van de schuur lees ik 1714 en de tekst “Tempero fortia dvlci”, vertaald “Ik matig het lastige voor de zachte” (met dank aan classicus R. Mans, voor de hulp bij de vertaling). De schuur is hersteld na de brand van 5 januari 1961 (in]. H. van Goidsenhoven). In een gevelsteen van het gebouw hiernaast staat de datum 1721 met dezelfde tekst als in de schuur. Het poortgebouw bevat een grote en een kleine boogpoort in hardsteen. Boven de grote poort, aan de straatkant, bevindt zich een nis met hierin de beelden van God de Vader met wereldbol en engeltjes, de Maagd met het kindje Jezus, en geknield voor de Maagd twee personen: de H. Bernardus en een kind. Hieronder lezen we in een witte steep het jaartalvers: “DVCe Deo -et bernarDo – Laeta VIa”, vrij vertaald “Onder de leiding van God en Bernardus is de weg verblijdend”. Bij optelling duidt dit vers het jaar 1661 aan. De sluitsteen van de boog vertoont het schild van Maagdendaal, met het kloosterdevies “E valle sursum” (fig. 17).

opl17

Figuur 17: Het Maagdendaalklooster in de Kloosterstraat. Poortgebouw uit 1660-1661.

Boven de kleine poort staat “S(anctus) Benedictus Abbas” (H. Benedictus abt). Onderaan staat “Vallis Virginum” (Maagdendaal). In een kussen lezen we de datum 1661. Aan de binnenkant vertoont de poort nog een tekst: “Me reparat Catharina regens – Lege qVanDo sVb astra – DVM petIt e terrae VaLLe – tenere poLos”. Vertaald: “Mij herstelt Catharina wanneer zij bij wet bestuurt onder de sterren, terwijl ze vanuit het aardse dal verlangt om het hemelgewelf te bereiken”. Het jaartalvers geeft ons een dubbele datum. De grote letters in de twee eerste regels geven als datum 1660, die van de derde en vierde regel 1661. Met “Catharina regens” wordt de abdis Catharina de Valckener bedoeld. Verder zien we ook het schild van de abdij met het devies “E valle sursum”. Boven de stal op het binnenplein bemerken we nog in de vier hoeken van een gevelsteen het jaartal 1-6-6-0. Ook hier vinden we het kloosterdevies “E valle sursum”.

In de 19de eeuw kwam de hoeve in het bezit van de adellijke familie De Fourman de Cruquenbourg, waaronder in 1860 Joseph-Ghislain-Philippe, een rentenier uit Brussel. Vanaf 1875 vinden we Eduard Van Goidsenhoven als eigenaar, die in Oplinter overleed op 10 september 1898. Zijn echtgenote, Paulina De Keersmaeker, hertrouwde met Jozef Falise en overleed op 24 oktober 1937. Een van haar zonen, Guillaume van Goidsenhoven, huwde met Magdalena Claes en werd de nieuwe eigenaar tot aan zijn dood op 2 januari 1969. Sinds 1976 betrekt de familie Kumpen-Stevens het oude kloostergebouw. Jules Kumpen is in Oplinter een bekend veearts. De percelen D 430l en m echter horen toe aan Georges Van Goidsenhoven-Vandenghoer.

Dr. P. Kempeneers.

Verschenen in Brabantse Folkore nr. 288, december 1995, p. 351-392. Ook verschenen in Publipers, augustus 1994.