De percelen op de hoek van de Oudevesten- en de Kabbeekstraat hoorden rond 1370 toe aan Wouter van Tielt (Walterus de tielt). De Middelvesten waren pas afgebroken en Wouter betaalde voor de vrijgekomen grond aan de hertog een cijns van 3 obelen, een halve kapuin, 3 ponden en 15 schellingen payements. Wouter verkreeg ook een stuk grond van Godefridus Damens. (Deze naam is doorgehaald. Mogelijk heb ik hem slecht gelezen.) Wouter bouwde er een huis op en betaalde de loba ante domum suam (voor de lubbe voor zijn huis) één denier.

Het hoekhuis was een bakkerij, in 1463 omschreven als een huys ende hof met allen synre toebehoerten die beckerie staende in di cabbeec straete aen sheeren strate op di middelste veste. Na de deling met Hendrik van Tielt de jonge in 1454 verkreeg zijn zuster Alijdt van Tielt de jonge de bakkerij. Het huis met zijn toebehoorten komt overeen met de kadasternummers G 315 tot G319. Alijdt was non in het Kabbeekklooster en vermaakte haar eigendom aan Kabbeek. In de Inventaris van dit klooster lees ik dan ook: Ons ghecomen van suster Alijdt van tielt de jonghe.

Wellicht wegens de zware lasten, ten voordele van de hertog, gaven de nonnen van Kabbeek dit voorschreuen huys of beckerye in 1475 “ten erfcijns om 9 grijpen” uit aan de bakker Henrijc Bassen. Deze legde een deel van de rente af in 1475 en 1477. In 1478 namen de zusters de bakkerij weer terug en gaven ze in 1479 opnieuw ten erfcijns uit aan Peter van Bruselt of van Bruessele, die nog in 1500 als eigenaar voorkomt. Na deze komen als de bezitters voor: Marie Follers, Joris Leemans alias van Grypen in 1522, Peeter Sermettens rond 1570, en na deze Olivier Noie, Lambrecht vander Eycken en Jan Commers de jonge.

Volgens De Ridder werd de rente in de meimaand van 1589 afgelegd en wordt er dan geen melding meer gemaakt van het eigendom. Hij veronderstelt dat het overeenkomt met het hoekhuis dat in 1699 eigendom was van Jan Privile. De veronderstelling van pastoor De Ridder was juist. Wel was het eigendom aan de Oudevestenstraat intussen gesplitst. Op het einde van de 17de eeuw was Jan Prevele eigenaar van het huis gelegen Jnde Cabbeeckstraete wesende een hoeckhuijs, grenzend aan de oude vesten, Francis de Peron van achter en de Kabbeekstraat. In 1735 was het hoekhuis eigendom van Gerard Goossens. In 1830 bestond het uit de twee woningen G 318 en G 319, elk 70 ca groot. De hoek was een café. In 1796 woonde hier Lambert Dewolfs, die in 1800 werd opgevolgd door herbergier Henri Wolfs. Na hem komt tussen 1826 en 1834 opnieuw Lambertus Dewolfs voor. Drie jaar later werd de herberg bewoond door Pierre Bouveroy, die voorkomt tot na 1860. In 1837 echter wordt zijn naam geschreven als “Booroe, P.” In 1996 bevindt zich op de genoemde panden de vernieuwde elektro-winkel van H. Lefevre, Gilainstraat 48. In mijn jeugd was het een schoenwinkel, in de volksmond “zjuzeke” (Jezuske) genoemd.

Dr. P. Kempeneers.