In pand G 365 of Hennenmarkt 15 bevindt zich de schoenhandel Steels. Dit huis was eerst bekend als de Hertog van Brabant, later als de Peroen.

In het Cartularium van Sint-Germeins staat een akte uit 1317 (f. 49 v°). Hierin lezen we dat het altaar van Alle Heiligen in de O.L.Vrouw ten Poel een rente van 20 schellingen bezat op een domistadium of een hofstad, gelegen inter domum henrici creyte et inter cambam Jute dicte zeelmekere. De Ridder heeft “cambam” verkeerd gelezen als “cacabum” (cacabus = ketel). In het origineel staat echter de accusatief “cambam”. Camba, later vernederlandst tot kamme, was een brouwerij. Het bedoelde huis, “tussen de woning van Henrick Creyte en de brouwerij van Juta Zeelmekere”, heb ik vereenzelvigd met G 366. Henrick Creyte was dus de oudst bekende eigenaar van de Peroen op G 365.

Tussen 1477 en 1500 was dit huis in het bezit van de harnasmaker Jan Wynants en rond 1550 van heer Herman van Pamele, een priester. Hij was rentmeester van het Sint-Laureisgasthuis, kapelaan en kanunnik van Sint-Germeins. Volgens De Ridder stierf hij rond 22 april 1559. In het begin van de 17de eeuw komt Clement Schrijvers voor, die zijn huis naliet aan zijn weduwe Catharina Lenaerts. Tijdens de furie van 1635 bleef er een puinhoop over. Op het einde van dit rampzalige jaar, de 7de november, verkocht de weduwe wijlen Clement Schrijvers haar erffue daer een huijs heeft op gestaen en genaamd den hertoch van Brabantaan Otto Bousiau. In de rekeningen van het Sint-Jansgasthuis over de jaren 1644-1677 lees ik echter dat de Cellebroeders een cijns betaalden op een huis, toebehorende aan de erfgenamen van Otto Bouseau, gheheeten eerteijts den peroen gheleghen by den ketel. Een peroen is een pui of een hoge stoep. In het toponymisch materiaal van de Nederlanden waarover ik beschik, heb ik deze huisnaam enkel in Tienen gevonden. In de rekeningen van hetzelfde gasthuis van het jaar 1681 was het een huis geheeten eertijts den pioon gelegen bij den ketel. Wellicht is de tweede attestatie een schrijffout.

De Peroen werd bij euictie tegen de erfgenamen van Otto Bouseau uitgewonnen door de abt van Perk en daarna gekocht door Paulus Mattias Govaerts. In 1726 ging de Peroen bij coop naar Jan Francis Mareels. Na zijn dood liet hij zijn huis na aan zijn erfgenamen. Dezen verkochten het huis op 30 september 1748 aan het klooster van de Annuntiaten te Tienen. Onmiddellijk daarop werd die Eerw. Moeder Ancilla, Anna Margarita vanden Dijck, in naam van het klooster in het voorschreven huis behoirelijck gegicht ende gegoijt. Volgens de akte waren de verkopers: 1° Simons Sweerts, curateur en momboor van de innocenteAnna Geertruijdt Mareels; 2° Geeraet van Weddingen, in hauwelijck met Anna Maria Mareels; en 3° Godtgaff Nijs getrauwt hebbende Maria de Keur, weduwe van wijlen Jan Francis Mareels.

Enige tijd later blijken de twee minderjarige wezen, Franciscus en Maria Anna Mareels, opnieuw eigenaars te zijn van de Peroen. Met toestemming van de weesmeesters werd Gerardus van Weddingen als momboor van deze wezen aangesteld. In deze hoedanigheid verkocht Van Weddingen het huis in de Gareelmakerijstraat op 1 oktober 1753 en daarna nog eens op 18 mei 1754 aan Jan Francis Dumont en zijn vrouw Anna Margarita de Neve. Nog geen jaar later, op 6 april 1755, droeg dit echtpaar het huis op aan Clara Catharina Landeloos, geestelijcke dochter.

Als latere bezitters van de Peroen vond ik: de vishandelaar Mathieu Maes (1796-1800), de drukker Leonard Fauconier (1826), Jan Sneyers (1834-37) en secretaris Jean Louis Falla (1860).

Dr. P. Kempeneers.