Wellicht hebt u, beste lezer en lezeres, in bovenstaande titel twee keer “Tiens” gelezen. Het eerste woord is echter het Frans “tiens”, uitgesproken als tjèè (zoals in Tjèèke Pirsoul), het tweede is het adjectief Tiens, afgeleid van Tienen. De bedoeling is te wijzen op de moeilijke spelling van een dialect.
De Akademie voor het Leuvens heeft een poging gedaan om het dialect van Tobback op een eenvormige wijze voor te stellen, zonder veel gebruik te moeten maken van accenten. De bedoeling was tevens om een spelling te ontwerpen voor het Brabants. Dit is ondoenbaar, omdat er geen Brabantse eenheidstaal bestaat. Te veel klanken klinken verschillend, in tegenstelling tot de beschaafde omgangstaal, die als een eenheidstaal uit toonaangevende dialecten is gegroeid. Zo kun je het Tiense wééf (wijf) niet op dezelfde wijze gaan schrijven als het Leuvense woëf (voorbeeld uit Wellekens’ Diksjonêr van ’t Leives).
Daarom heb ik in mijn “Reddelen onder de Boompjes” (1976) uiteengezet op welke wijze wij de Tiense klanken in een leesbare spelling kunnen omzetten. Elke auteur heeft immers zijn eigen schrijfwijze. Denk maar aan de verschillende idiotica van Hagelandse dialecten (Tuerlinckx, Rutten, enz.), naast dialectschrijvers als A. Parloor, F. Gijs, F. Maes, L. Rubbens, Witte Wazze.
Het Tiens telt meer klanken dan het Algemeen Nederlands (AN). Het telt vooral meer tweeklanken. Dit komt, doordat het Tiens geen ontfonemisering heeft gekend. Een voorbeeld tot verduidelijking. De e van het werkwoord geven klinkt in het AN als een lange e. Het is dezelfde klank die we horen in hemel. Toch komen beide e’s niet voort uit dezelfde Germaanse klank. De e van geven was een korte e, zoals in het Oud-Nederlands geuan (lees: gévvan). Deze korte e werd in het AN verlengd en dan op dezelfde wijze uitgesproken als de e van hemel. De e van de eerste lettergreep was oorspronkelijk een i: Oud-Nederlands himil. Met andere woorden: twee verschillende klanken (fonemen) vielen in het AN samen. Dit verschijnsel heet ontfonemisering.
Het Tiense dialect heeft voor beide woorden (geven, hemel) dan ook een verschillende uitspraak: geëve tegenover (h)aimel. Het Tiens bewaart dus het oorspronkelijk verschil.
Om tot een aanvaardbare Tiense spelling te komen, moeten de varianten ten opzichte van het AN zichtbaar worden gemaakt. Ik neem eerst de Tiense klinkers onder de loupe met mijn voorgestelde schrijfwijze en enkele voorbeelden. De palatale vocalen schrijf ik als volgt: i (gritsel), u (mumbol), é (wéfke), éé (wééf), eu (zoals in ouder Tiens “keumme”, naast huidig Tiens “kamme”), è of gewoon e (slèk, slek), èè (dèèle).
De palatale klinker kunnen we voorstellen met het teken è, zoals in tès (broekzak), slèk (slak), stèpke (stapje). Om het aantal accenttekens te verminderen, is het accent hier overbodig. Een gewone e is duidelijk genoeg. Een bijkomend bezwaar is dat deze letters zo talrijk in het Nederlands voorkomt. Tevens dient de e ook voor de sjwa of doffe e, net als in het Nederlands.
Dr. P. Kempeneers.