In mijn tuin werden verleden woensdag, 9 september, twee skeletten gevonden. Hierover staan in de kranten van 10 en 11 september veel onjuistheden, beweringen en tegenstrijdigheden. Sommige uitspraken worden in de mond gelegd van wetsdokter H. Van de Voorde, die evenwel niet werd geraadpleegd. Daarom wens ik het volgende mee te delen.

1 ° De twee skeletten zijn meegenomen naar het parket te Leuven. Volgens prof. Van de Voorde mogen we na wetenschappelijk onderzoek pas een antwoord verwachten over 1 maand.

2° De twee skeletten lagen beide op hun linkerzijde. Van skelet 1 (richting Grote Markt) ontbreekt het hoofd. Bij het uitgraven van een eerste sleuf, drie weken geleden, is dit hoofd door de arbeiders niet opgemerkt en weggevoerd. Wel vonden we verleden woensdag de overige delen. Het Pat om een volwassen persoon. Het geslacht en de leeftijd moet nog blijken uit het laboratoriumonderzoek.

Een uur later kwam skelet 2 aan het licht. Het hoofd was in goede staat. De tanden waren nog zeer wit. We vonden van dit geraamte ook de andere delen, behalve het bekken. Dit skelet was 1,63 m lang. Volgens de eerste vaststelling, op donderdag uitgevoerd door prof. Van de Voorde, gaat het om een vrouw tussen 20 en 30 jaar oud.

3° Beide skeletten zijn zeer oud. “Minstens 300 jaar” is een ruwe schatting, die wetenschappelijk getest moet worden. Archeologische fragmenten van een vergiet, majolicaborden e.d., gevonden bij de twee skeletten, dateren van circa 1600 tot 1650.

Indien de lichamen slechts 200 jaar oud zouden zijn, komen we uit in 1797. Op dat ogenblik hoorde het huis met de tuin (met kadasternummer G 45 of Leuvensestraat 43) toe aan de weduwe Debres, ook geschreven Briers. In 1826 woonden in dit pand Henri en Guillaume Briers. Op het volgende pand (G 46 of Leuvensestraat 45) stond in 1796 de schuur van Jan Borgers, die ook de huidige huizen tot en met 55 bezat.

4° Bij decreet van 24 juni 1784 verbood Jozef II om nog lichamen te begraven rond de kerken. Het feit dat twee lichamen in een prive-tuin begraven werden, zou dus zeker verdacht moeten zijn.

5° Op de plaats van onze beide huizen is er nooit een klooster of kerkhof geweest, zoals ik in mijn “Historische Atlas van Tienen” met zekerheid kan aantonen. Het grondgebied van het Kabbeekklooster, waarvan het hoofdgebouw overeenkomt met de H. Hartkliniek, eindigde aan de verdwenen Kattestraat.

6° Een mogelijke verklaring voor de vindplaats kan een noodbegraving zijn. Bij een pestepidemie (zoals in 1636) konden de Cellebroeders de talrijke lijken niet tijdig ophalen. In Diest is een dergelijke noodbegraving na een epidemie bekend.

Dr. P. Kempeneers.