Meys bekwam een lening van 9 rinsguldens en 7,5 stuivers erfelijk en droeg hiervoor het huis, genaamd de groote sterre, als onderpand op aan kapitein Joos Landuyt en zijn vrouw Anna Daspen.
Deze lening volstond niet om de Grote Sterre op te bouwen. Daarom nam de weduwe Fonteniers, op 9 april 1649, op haar huis in aanbouw een hypotheek. De Vrouwenbroeders stonden een rente toe van 22 rinsguldens voor de grond, waarop de weduwe begonst was een nieuw huysinghe op te maecken totten eerste solder … ghenoempt de sterre.
De weduwe kwam nooit meer uit haar schulden. Na haar overlijden in 1654 bleven veel schulden onvoldaan. Daarom verkochten Hubert van Luck en Thomas Brabant, als erfgenamen van Peter Fonteniers, in naam van hun huisvrouwen, de grond van de Sterre aan de hoogst biedende. Uiteraard waren de Vrouwenbroeders als schuldeisers de meest geïnteresseerden. Zo kwam het dat de erfgenamen van Peeter Fontignij seker huijs ende hoff … Jnde gareelmaeckerije straet genaempt die sterre op 27 mei 1654 verkochten aan Michiel vanden Bosch. Deze laatste betaalde met het geld van de Vrouwenbroeders, die alzo hun erf uitbreidden tot aan het Steenstraatje.
Het Steenstraatje verbond de Nieuwstraat met de Gracht (de latere Ooievaarstraat). In 1340 heette dit straatje in het Latijn vicus lapidis (LM, f. 49a verso) en in 1653 in het Nederlands het steenstraetken (SG 4640, f. 38). Nadat de Vrouwenbroeders de Sterre hadden gekocht, wilden ze het Steenstraatje vernietigen. Op 30 augustus 1655 ontvingen ze van Zijne Majesteits Tolkamer de toestemming om het steenstratien passerende door hunnen hoff te incorporeren. Ze betaalden hiervoor jaarlijks twee kapuinen. Ook de stad ging akkoord. In 1676 mochten de paters de Gracht overtimmeren met eenen nieuwen bauw. In 1678 palmden ze het Steenstraatje definitief in. Aan de in- en uitgang van het straatje moesten ze echter een deur maken, zodat men er nog door kon in tyde en gevalle van brandt oft eenighen oploep des vyants. Het straatje liep doorheen perceel H 249 en vormde hierbij een boog naar links om uit te komen iets voorbij de kromming van de Ooievaarstraat, op de grens van de Immac-gebouwen.
Op 18 januari 1702 verkochten de Vrouwenbroeders de Ster aan Michiel Pira of Piraerts. Deze komt in het cijnsboek van 1735 nog voor als Michel Pira, met L’Etoille pres la rue dite steenstraetken. In 1755 was de Sterre eigendom van de erfgenamen De Hoeft, waaronder Christiaen de Hoef(t). Toch bleven de Vrouwenbroeders bepaalde rechten op het huis behouden, vermits de percelen H 248 en H 249 als nationaal goed werden verkocht bij de afschaffing van de nutteloze kloosters. De opkopers waren Crampen en Simons.
Aan de straatkant kwamen na 1800 twee nieuwe gebouwen, waarvan Gerard Simons in 1826 eigenaar was. Daarna krijgen de twee percelen, H 248 en H 249, aparte bezitters, die evenwel met elkaar verwant waren. In het linkerhuis woonde in 1828 notaris Philippus Janssens en in het rechter Cornelius Blyckaerts. Volgens De Ridder werd Pieter Cornelius Blyckaerts geboren op 28 februari 1750. Hij was licentiaat in beide de rechten en trouwde met zijn bloedverwante Maria Josepha Blyckaerts. Uit dit huwelijk sproot een dochter, Maria Christina Blyckaerts, die geboren werd op 28 april 1788. Zij trouwde met de genoemde notaris Philippus Janssens.
Dr. P. Kempeneers.