Zoals bekend vonden wij op 10 september 1997 bij graafwerken in onze tuin, Leuvensestraat 43-45, twee geraamten. Zie ook sprokkel 76: Skeletten in de tuin. Het parket stapte de volgende dag ter plaatse af. Prof. H. van de Voorde nam ze op 11 september mee voor verder onderzoek.

Zopas kreeg ik van de procureur des konings te Leuven de toestemming om het verslag van de wetsdokter in te kijken. Zelf zocht ik in het archief naar de identiteit van de twee skeletten.

Algemene beschrijving van de vondst

Geraamte 1 lag het dichtst bij de achtermuur (richting Station). Het was het onvolledige skelet van een jonge vrouw van 1,66 m lengte, met een leeftijd schommelend tussen 30 en 35 jaar. Het bekken ontbrak, waarschijnlijk door verstoring van de grond zoals bij de aanleg van een buis. De schedel was intact met gave tanden. Het lichaam lag begraven in linker zijligging, met het gezicht richting Grote Markt. De volledig ontvleesde beenderen waren erg broos. De ligtijd varieerde volgens het wetenschappelijk onderzoek tussen 135 en 280 jaar. De onnauwkeurigheid van de metingen vindt zijn oorsprong in de aard van de bodem en de geringe diepte waarin het lichaam lag, hetgeen de veroudering van de beenderen kan bespoedigd hebben.

Geraamte 2 lag evenwijdig met nummer 1, eveneens gestrekt in volle lengte en in linker zijligging, dus met het aangezicht richting Grote Markt, een meter dichter bij de woning. Van dit skelet ontbrak de schedel, hetgeen het onderzoek bemoeilijkte. Het betreft een jong volwassen man, tussen de 20 en 45 jaar, 1,78 m groot. De ligtijd bedraagt tussen 73 en 200 jaar. Onder de voet vond ik een koperen speld. Dit kan erop wijzen, dat het lichaam gewoon in een laken gewikkeld was.

Volgens het verslag van de wetsdokter waren er geen sporen te zien van chronische beenderziekten zoals veroorzaakt door tuberculose, syfilis of gewrichtsvervormingen. Ook toonden de skeletten geen bijzonderheden qua botziekten of geheelde breuken.

Identificatie

Aan de hand van mijn Historische Atlas, aangevuld met gegevens uit de parochieregisters in het Toreke, kon ik de identiteit van de vroegere bewoners in ons pand nagaan. De oudst bekende bewoner in pand Leuvensestraat 43 (dit is de rechterzijde van het huis Kado, waarachter zich de tuin bevindt) was Willem de Bres. Hij werd in Tienen geboren op 30 december 1722, als zoon van Germain de Bres en A.C. Bogaerts. Willem de Bres trouwde met Catharina van Loock, van wie hij drie kinderen kreeg: Jan Baptist (24.3.1749), Anna Catharina (12.1.1751) en Anna Elisabeth (4.1. 1755). Na de dood van zijn vrouw hertrouwde Willem op 31 augustus 1762 met Catharina Slipers. Hij kreeg van haar nog twee kinderen: Antonetta de Bres (27.6.1764), die later trouwde met de kleermaker Henri Geerts die bij zijn schoonvader inwoonde, en Anselmus, ook Willem genoemd (20.4.1767).

De familie De Bres verdiende de kost met het vlechten van manden. Zo worden de twee kinderen uit het tweede huwelijk zeker vermeld als mandenmakers. Anna Catharina, het tweede kind uit het eerste huwelijk, stierf jong. Ze overleed namelijk op 9 juli 1783, om 6 uur ’s avonds, 32 jaar oud, en werd de 11de juli begraven. De doodsoorzaak is mij niet bekend. Drie jaar vroeger, op 22 augustus 1780, was ze in het huwelijk getreden met de soldaat Jacobus Costermans. Deze werd in Opheilissem geboren in 1756. De juiste datum ontsnapt mij, omdat de doopregisters verloren zijn gegaan. Hij was 24 jaar oud toen hij met Anna Catharina huwde. Hij overleefde zijn vrouw slechts drie jaar en stierf, 30 jaar oud, op 11 november 1786.

Het feit dat beide echtelieden in een privé-tuin begraven werden, is wel bevreemdend. Hierover vond ik geen literatuur. De tijd waarin ze stierven, ging echter gepaard met allerlei veranderingen. De kerkhoven lagen overvol. Begrafenissen gebeurden niet in de meest hygiënische omstandigheden. De verlichte geest die keizer-koster Jozef II was, deed hem maatregelen nemen, die we nu als gewoon beschouwen. Zo verbood hij bij edict van 26 juni 1784 om nog begrafenissen toe te staan op de kerkhoven rond de kerk. Tienen moest derhalve ook een nieuw kerkhof aanleggen. Dit verliep ook niet op een paar weken tijd. Zo maakte de stadsoverheid bezwaar, omdat er nog geen kerkhofmuur was gebouwd. Op 5 november 1786 kwam ten slotte de toestemming om de doods beenderen, en de nog niet geconsumeerde cadavers over te brengen naar het nieuwe kerkhof (schepengriffies 2004, blz. 414-415).

In het licht van deze maatregelen was het wellicht niet uitzonderlijk dat de kinderen van een arme mandenvlechter in de tuin werden begraven.

De leeftijd van Anna Catharina de Bres en haar echtgenoot Jacobus Costermans komt overeen met de bevindingen van de wetsdokter. Ook het feit dat het gaat om een man en een vrouw sluit aan bij het wetenschappelijk onderzoek. Voor de ligtijd is er geen juiste opgave, zoals ik hierboven heb aangetoond. De gemiddelde ligtijd van Anna Catharina bedraagt volgens de dokter 207 jaar. Zo komen we uit op circa 1791, wat met de gevonden feiten overeenstemt. Jacobus werd volgens het verslag later begraven dan zijn echtgenote. Ook dit blijkt uit het onderzoek. We mogen dus met een waarschijnlijkheid, die grenst aan zekerheid, stellen dat de twee gevonden skeletten inderdaad behoorden tot de kinderen van Willem de Bres.

Dr. P. Kempeneers.

Verschenen in Oost-Brabant, juni 1998, p. 76-80.