De Kruiwagen heette in oude documenten ook Cordewagen. Dit woord ontstond door metathesis uit crodewaghen of crûdewaghen. Het werkwoord cruden betekende «duwen». en ontwikkelde zich tot het Nederlands kruien. Een kruiwagen is etymologisch een «duw-wagen».

Sommige uithangtekens stellen werktuigen voor, zoals de blaasbalg, de pers, de molensteen, het hoefijzer, de kruiwagen. Toch stelt Van Lennep vast, dat deze tekens niet altijd overeenkomen met het beroep dat binnen werd uitgeoefend. Als voorbeeld geeft hij de Eierkorf voor een lakenverkoper in Den Haag. In Leuven was de Kruiwagen in 1468 het teken voor een brouwer. Dit was in Tienen eveneens het geval.

De oudste bezitter van de Tiense Kruiwagen die we kennen, was Peter der Kinderen, vermeld in 1545-80. In 1570 is het een huis staande opden dryes genoempt den cruijwaghen, gelegen tussen de huizen van Gemp en Hendrik van Nerim. In 1590 heet het huis den Cruywagel, tussen het klooster van Gemp, de erfgenamen van Hendrik van Nerim, de markt en de oude vesten. Het huis grensde dus zowel aan de Grote Markt als aan de Oudevestenstraat. De Kruiwagen brandde in 1589 volledig af, waarschijnlijk tijdens de troebelen van 11 april. Peter had voor opvolgers zijn erfgenamen die den cordewaegen verkochten aan Jan Megret, priester en kanunnik van de Sint-Germeinskerk, vermeld in 1592 en gestorven in 1616. Bij zijn dood moet de Kruiwagen overgegaan zijn naar Thomas Leeuws, die getrouwd was met Margareta Naveau. Volgens De Ridder behoorde Margareta tot de Luikse adelstand en kwam ze in het begin van de 17de eeuw naar Tienen. Ze bezat een wapenschild van goud, met drie hanen «kraaiend, gekamd, geleld en gespoord van keel». In de heraldiek duidt keel de rode kleur aan.

Thomas Leeuws gaf zijn eigendom een nieuwe naam: de Keizer. Deze naam bleef niet lang in gebruik. Thomas liet zijn uitgestrekt eigendom over aan zijn erfgenamen, waaronder zijn weduwe. De klerken van de O.L.Vrouw ten Poel bezaten cijnsrechten op het pand, maar op 14 april 1636 stonden ze deze af aan de abt van Averbode, die een refugie bezat in het Helstraatje. In de acte van overdracht is het een erffue, paenhuijs ende toebehoirtten op de grootte merckt alhier, genaempt den keyser. In Oost-Brabant is paanhuis het gewone woord voor een brouwerij. In het Latijn wordt de Keizer vertaald als «Cesar», zoals in 1654: intersignium cesaris. In gemeld jaar wordt de weduwe van Thomas Leeuws nog als eigenares vermeld, hoewel ze stierf op 15 januari 1650. Ze liet haar huis aan haar dochter Maria Leeuws, die getrouwd was met de kolonel Charles Devindere. Op 2 mei 1650 verscheen de deurwaarder Meersman voor jonker Paul François d’Origon, hoogmeier van de stad en het kwartier van Tienen, en voor de schepenen Jan Immens en Jan Cievaerts.

De deurwaarder kwam om naer vermoghen vanden appointemente gestelt op seckere requeste van sieur Frans Jacquet, het huis tegenover de corps de garde en eertijds genoemd de Keizer in beslag te nemen. Van Frans Jacquet weten we enkel dat hij getrouwd was met de weduwe van wijlen Gielis de Bast. Het «appointement» betekent dat aan Charles Devindere onbetaalde wissels werden aangeboden. Twee jaar later, op 12 april 1652, vernemen we dat kolonel Devindere wordt aangemaand om 156 rinsguldens te betalen, die hij in leen had ontvangen van Willem Preuveneers. De kolonel zat zwaar in de schulden en liet zich in Tienen niet meer zien. Ik betwijfel of Preuveneers en de andere schuldeisers hun geleend geld terugzagen, vermits de kolonel vermoedelijk in 1653 stierf. Ook zijn erfgenamen betaalden niet. Zo komt het dat uiteindelijk de Kruiwagen «bij purgement» eigendom werd van de prelaat van Averbode. In 1686 staat trouwens duidelijk in de rekeningen van het gemeen jaargetijde: midts het Anniversarie den grondt hadde uytgewoonnen. Zo bleef het huis in het bezit van de prelaat van Averbode, van wie het rond 1706 overging naar Hendrick Dauwen of D’auwen en in 1709 naar zijn weduwe Elisabeth Willems.

Dr. P. Kempeneers.