Technische fiche
In het Leuvense Rijksarchief bevindt zich een dikke bundel schepengriffies, geklasseerd onder het nummer 6653. De documenten uit de 17de en de 18de eeuw in deze bundel zijn niet geordend. Een brief van 3 bladzijden is voor de geschiedenis van Aarschot bijzonder interessant. Op 10 december 1665 stelden 4 oudere notabelen en 5 burgers van Aarschot een verklaring op, over de 3 grote branden die Aarschot in de 17de eeuw geteisterd hadden. De genoemde inwoners waren ooggetuigen. Ze waren oud genoeg om de branden te hebben meegemaakt. De verklaring geeft niet enkel een relaas van de hevige branden, maar belicht vooral de sociale toestand van de stad in 1665. Naast de “3 ongelukken” hadden ook het onderhoud van de dijken en het logeren van de garnizoenen gezorgd voor extreme armoede onder de bevolking.
In onderstaande tekst heb ik de spelling volledig bewaard. Gemakshalve heb ik wel enkele afkortingen opgelost.
Opmerking. Over de derde brand op 23 september 1665 vond ik bijkomende gegevens in het Arenbergarchief nr. 221 (KU Leuven, Tabularium). Door deze brand gingen 33 of 34 huizen op het Schaluin in de vlammen op.
Tekst
(p. 1) Op heden den thiensten December 1665 compareerden voor schepenen der stadt van Arschot naergenoempt Sieur Wynandt Steens oudt seuenenvyftich Jaeren, Peeter Loots oudt dryenvyftich Jaeren, Aert de Pretere eenenvyftich Jaeren, Sebastiaen van Nederseel oudt tsestich Jaeren, respectiue oude Borghmeesters ende Schepenen deser stede, Jacques van Nederseel oudt dryentsestich Jaeren, Adriaen Haens oudt vierentsestich Jaeren, Philips verstreken oudt eenentsestich Jaeren, Matthys somers oudt sessenvyftich Jaeren ende Willem Moleuoets oudt tweeentsestich Jaeren, respectiue borgers ende jngesetenen deser stede, die welcke tsamen ende eendrachtelyck ten versuecke vande Borghemeesters deser stadt hebben verclaert ende geattesteert midts desen, waerachtich te wesen, hoe dat door het ongeluck van het vier ofte brandt jn dry besondere reysen alhier tsedert het Jaer xvjc (1) dryendertich ouercomen, naementlyck annis xvjc vierendertich, xvjc seuenendertich, ende onlancx jn september lestleden vanden loopenden Jaere xvjc vyffentsestich, dese stadt soo naer totalyck ten gronde js affgebrandt, datter vande selue dry ongelucken alleenelyck binnen dese stadt maer en syn (2) ouer gebleuen ende blyuen staen, bouen de parochiekercken (3), het clooster vande Bogaerden, het clooster van Sint Nicolaes Berch, ende het Beggynhoff, dertich huysen ofte wooningen (4) saluo Justo, daeronder alnoch begrepen synde besondere ende vele slechte oft quaede huysen ende cauietten (5), jn welcke respectiue branden nyet
(p. 2) alleenelyck en syn (6) verconsumeert de huysen, maer oock bynaer alle die meubelen, goederen, graenen ende andere beroerlycke effecten (7) vande selue affgebrande borgers, Jae dat meer js en syn jnden voorschreuen lesten brandt oock nyet alleen gebleuen die graenen ende fouragien (8) vande affgebrande persoonen, maer oock van besondere borgers henne graenen, hoy, stroy, ter seluer plaetse geschuert (9) hebbende, soo dat jnden seluen lesten brandt naer alle apparentie wel syn gebleuen die twee derde paerten van allen die graenen vande stadt die Borgerye aengaende, door welcke voorschreuen ongelucken, reparatien aen dycken, ende andere swaere lasten van garnisoenen, waermede dese stadt oft haere ingesetenen tegenwoordich ende tsedert die twintich Jaeren herrewaerts syn belast geweest, aen de welcke sy vele Jaeren hebben moeten geuen met fortie ende geweldt, cost ende dranck bouen de maendelycke betaelinghen aen de officieren gedaen, d’Ingesetenen van de selue stadt syn gecomen tot de vuytterste armoede, miserie ende noodt, Jae oock vele tot sulcke fortune dat sy moeten lenen byde middelen vanden Heylighen geest (10), mede hebben sommighe borgers door de voorschreuen ouergecomen ongelucken ende ouerlastingen de stadt verlaeten, voor redenen van wesentheyt (11) hender voorschreuen depositien (12) allegeren (13) sy attestanten dat sy binnen dese stadt ouer de dertich Jaeren gewoont hebbende, de voorschreuen ongelucken ende ouerlastinghen hebben gesien, helpen draegen ende onderstaen, mede oock dat hen den noot ende armoede van de selue stadt besonderlyck js bekent, eyndende hiermede sy attestanten dese henne attestatie
(p. 3) met presentatie van tgene voorschreuen js voor hoff ende heere competent te herkennen ende ist noodt (14) met eede te confirmeren, sonder argelist (15), hier waeren ouer Jeronimus van Moockenborch ende Joncheere Minios Schepenen, die tot meerdere vasticheyt van tgene voorschreuen js, opt spatium (16) deser, der stadts segele hebben doen drucken, ende met een van onse Secretarissen doen onderteeckenen datum als bouen, ende was onderteeckent de minute deser als volght: Wynant Steens, Peeter Loots, Aert de Preter, S. van Nederseel, Philips Verstrepen (17), Haens, Matthys Somers, Jacques van Nederseel ende Willem Moleuoets ende voorts gestipuleert ende onderteeckent Gregorius van Cantelbeeck Secretaris, onder stondt accordeert mette originele minute voor Schepenen van Aerschot gepasseert, quod attestor (18) onderteecken Greg. van Cantelbeeck Secretaris 1665.
Voetnoten
(1) Lees: 1600.
(2) Maer en syn: en betekent niet “ende”, maar is te lezen met een doffe e als ‘n.
(3) De parochiekercken: het 2de lid -kercken is geen meervoud, maar een verbogen vorm in het enkelvoud.
(4) Ter vergelijking: in 1705 telde Aarschot 223 huizen (Schepengriffies, nr. 6653, los blad).
(5) Caviet: oud, bouwvallig huis, later ook in de betekenis van kroeg.
(6) En syn: lees ’n zijn.
(7) Roerende zaken: verplaatsbare bezittingen.
(8) Fouragie: veevoeder.
(9) Geschuert: veilig opgeborgen, opgeslagen in een schuur.
(10) H. Geest: de Tafel van de H. Geest, de Armentafel, nu OCMW genoemd.
(11) Wezendheid: de echte aard, de wezenlijke inhoud.
(12) Depositie: verklaring, getuigenis.
(13) Allegeren: aanvoeren als bewijs.
(14) Ist noodt: als het nodig is.
(15) Sonder argelist: zonder bedrog, te goeder trouw.
(16) Spatium: de voorziene ruimte.
(17) Op p. 1 staat Verstreken.
(18) Quod attestor: wat ik bevestig.
Dr. P. Kempeneers.