Dialectsprekers zeggen al vlug over een woord of een uitdrukking: Dat is typisch Tiens. Maar is dit wel zo? Is de bedoelde uitdrukking buiten Tienen onbekend?

Neem nu de uitdrukking: het niet onder de markt hebben (= het moeilijk hebben). In de Standaard van 9 september 2000 wijdde professor Joop van der Horst er een stukje aan. Als Nederlander had hij deze zegswijze nog nooit gehoord. Voor Tienenaars komt ze bekend voor. Dus ging ik eens grasduinen en maakte de professor mijn bevindingen over.

In mijn Reddelen onder de Boompjes staat de uitdrukking op blz. 60: Het niet onder de markt hebben, met de betekenis “het niet gemakkelijk hebben”. Ik nam het op, omdat het volgens mij een dialectisch gezegde is. Het is daarom nog niet typisch Tiens, vermits het elders voorkomt.

Enkele voorbeelden. W. Wellekens schrijft in zijn “Diksjonêr van ’t Leives” (1994), blz. 168 onder het trefwoord mèt (= Markt): Z’ieet et nit onder de mèt. (Lees: Ze heeft het niet onder de markt). Wellekens geeft geen verklaring, omdat iedere Leuvenaar de betekenis kent.

Xavier Staelens noteert in zijn “Dieksjenèèr van ’t (H)essels” (= Woordenboek van het Hasselts), 3de druk, blz. 291 onder het trefwoord markt: Z'(h)èt ’t ni o.nder e me.rrek: Ze heeft het niet makkelijk.

August Rutten kende de uitdrukking al in 1890 in zijn “Bijdrage tot een Haspengouwsch Idioticon”. Op blz. 143 lees ik onder merkt: Iets niet onder de merkt hebben = goed betalen, fig. bezuren. Andere betekenissen bij Rutten zijn: Hij heeft die koe onder de merkt niet. Of: Hij is burgemeester geraakt, maar hij heeft het onder de merkt niet gehad.

Meer voorbeelden geeft J.F. Tuerlinckx in “Bijdrage tot een Hagelandsch Idioticon” (1886), blz. 390. Onder Merkt (uitspraak weergegeven als “mät”) lees ik het volgende. Onder de mät ni hämme: duur moeten betalen, fig. voor: veel moeite moeten doen, veel last uitstaan, in welken zin men ook zegt: de mät afzien. Ander voorbeeld: Hije heet dat spel gewonne, ma hijen heet het onder de mät ni gehad. Hijen es zonder päreplu oep gank, en ziet ‘ne kiër wat i weër! Hije zal het onder de mät ni hämme. In positieve zin bestaat de uitdrukking ook. In goei mät hämme, eenen goeden prijs bekomen voor zijne waar.

Een toemaatje na de verkiezingen. Een woord dat ik wellicht als “typisch Hoegaards” kan omschrijven, is moesjen (uitgesproken met een korte oe). Het betekent: Huisbezoeken afleggen om voor de verkiezingen stemmen te ronselen. (Staat in mijn Reddelen blz. 63).

Dr. P. Kempeneers.