1. Huizen met een naam
1.0 Algemene huisaanduidingen
In een leefwereld zonder rode of zwarte, even en oneven huisnummers werden de huizen benoemd naar de eigenaar. In 1459 werkte Jan Tgrex 7 dagen op Peters van Huwaghen huys (1). In 1506 ontving Janne Goddyns 2 stuivers van enen ancker te makenne … int cleyn huysken daer Griete ons mane in woent (2). Zo werd er in 1541 ook gewerckt in her Henrick Panis huys, en gemetst aen Noeteleers huysken (3). Hieruit groeiden namen als het Huis van Groenenborg, in de nabijheid van het eerste Begijnhof: 1513 Dalem … domus de Groneberge (4) of in 1651 Tgruenenborchs huys (5). Belangrijke (handels)panden kregen een kleurrijker huisnaam, die ik in de volgende paragrafen bespreek. Het hoofdstuk over de huisnamen is echter niet af. Bij het excerperen van het archief komen nog meer vergeten huisnamen aan het licht. Waar wachten we op om dit erfgoed met een summiere aanduiding op een plaatje te doen herleven?
1.1 De geteisterde Truderstraat
Bij de bouw van Wal III met de Citadel werd de Truderstraat deerlijk verminkt. Voor 1671 vonden we aan de rechterzijde (als je van de Markt de V. Betsstraat binnenkomt) volgende kleurrijke huisnamen.
* Het Rad van Avonturen. In 1586 was Peter van Ottenburch de bezitter van een huis geheten het Rat van auentueren, grenzend aan de Varkensmarkt, Mathys Vranckaerts en Willem Tuteleers (6). Enkele jaren later bezat Willem Tuteleers (en na hem Henrick van Gelmen en daarna Jan de Rees Janssone) een huis op de Truiersestraat, grenzend aan den wech achter op de vloetgracht en s’heeren straete. Een latere hand schreef hier bij: regt. de gerven peeter van ottens … met het huys geheeten tradt van auonturen (7). Van Otten is dezelfde als Van Ottenburch. In 1637 is Willem Morren de eigenaar van het rat van auonturen inde truiderstraete, maar het huis paalt dan aan de gracht achter tgasthuys (8). Circa 1640 is Morren opgevolgd door Hendrick Schroyen by coop (9) en in 1651 waren de erfgenamen van Jan Briers de bezitters van het rat van auontueren (10). Op 3 februari 1744 was het Rad sekeren affgebranden gront … ontrent de verckens mert genampt het Rat van Avanturen (11).
* Sint-Berbel/Barbel. Circa 1640 stond in de Truyderstraat een huis geheten Sinte Barbel, dat toen toebehoorde aan de Heilige Geest (12). In 1651 was Sinte Berbel in het bezit van Truycken Wygaerts, grenzend aan de Drie Moren (13). In een document van 1651 kunnen we de vroegere eigenaars aflezen. Het huys ende hoff genaempt St Berbel hoorde achtereenvolgens toe aan Henrick van Molenbeeck, Peeter van Helsbeeck, Leonart van Dalem nomine uxoris, Henrick van Dalem en den H. Giest van Leeuwe (14).
* Drie Moren. Moren en Morianen kwamen dikwijls voor als uithangborden van tabakswinkels. Tabak was immers afkomstig uit een andere wereld, voornamelijk uit Virginia, waar de negers hem plantten. Tussen negers en moren maakte men in die dagen geen onderscheid. Als exotisch uithangteken was de Moor ook geliefd bij herbergiers. Ik heb al aangehaald dat kluizenaar Vrancx de bezitter was van de Drie Moren in Tienen. Ook Zoutleeuw had zijn Drie Moren. In 1651 grensde de Sint-Berbel van Truycken Wygaerts aan die dry moiren. In hetzelfde jaar betaalde het altaar van de Heilige Geest een cijns op de dry moeren in de Truyerstraete, grenzend aan Sint-Berbel en de stads wal. Anderzijds hoorde die dry mooren in 1651 nog toe aan de erfgenamen Scoepen (15).
* De Katte. In 1590 waren Leonardt Otten of de erfgenamen de bezitters vanden huysse genaempt de Catte (16). In 1651 worden de vroegere eigenaars opgesomd, zodat we kunnen teruggaan tot een eind in de 16de eeuw: Jan de Hoy, vervolgens Ingelbert Lanen, Jan Lanen, de genoemde Leonart Otten, de erfgenamen van meester Jacob Strauven en in 1651 de erfgenamen van Jan Vaes (17). In deze attestatie komt die Catte voor onder de rubriek “Ingelstraet: Achter het Stadthuys”. In 1660-1670 grensde het huys ende hoff gelegen in de st truijesche straet genaempt de catte aan de Kattepoel, de straat in twee zijden en Jan van Bouxem. Anno 1671 werd er bijgevoegd gecorporeert in de fortificatie (18).
* Drie Kuipers. In 1600 stond in de Truiderstraat een huys gheheeten die iij cuypers … nou toebehoerende Aerdt baken (19).
* De Ingel. In 1586 was het huis en hof van Jan Wanten in de Truierstraat een ledighe plaetse gheheeten den Inghel. Het grensde toen aan de straat, de erfgenamen van Jaspart Rynen, Michiel Cortduyvel en Willem van Winde. Wanten werd in zijn ledige plaats opgevolgd door Willem van Winde en Aerdt Baken, de bezitter van de Drie Kuipers (20). In 1718 grensde de Engel aan de Truijsche straet in twee zeijden (21).
* Het Haantje. In 1508 bezat Henric Smeets een huis nabij de Truidersepoort, grenzend aan thuys geheten thaenken. In hetzelfde jaar hoorde thaenken toe aan Griete Bessems. Het grensde toen aan de straat in 2 zijden en aan de genoemde Henric Smeets (22).
* De Verrekooi. In de Truierstraat, grenzend aan de Stadsvesten, lag circa 1590 het huis en hof met toebehoorten, geheten die verre koye, en toebehorend aan de erfgenamen van Willem van Oppem (23). De erfgenamen betaalden voor deze woning aan de hertog een cijns van een halve kapuin en 1 denier. In een volgend cijnsboek rond 1646 zijn ze opgevolgd door Jan Speelmans. Toen grensde den verrekoye gelegen in de truijersche straet aan de stadswal, de straat en een steegsken naer de walle leydende (24). Deze woning werd daarna geincorporeert in de fortificatie (25). Aan de linkerzijde van de Oude Truierstraat stonden eveneens huizen met een kleurrijke naam.
* Het Gulden Hoofd. Op 8 juli 1437 droeg Willem Kerselere zijn herberg het Gulden Hoofd over aan Geert van Goethuysen. In de akte staat de overdracht in het Latijn: mansionem cum curte … dictam hospicium in aureo capite, gelegen tussen het goed van Peter Beckers en de erfgenamen Coppens (26). De overdracht gebeurde niet vrijwillig. De eigenaar van de herberg kon zijn jaarcijns aan de kerkfabriek niet betalen. Daarom werd hij gedagvaard door Geert van Goethuysen, Boudewijn Halpont en Godfried Gram, momboors van de kerkfabriek. Zo kwam één van de momboors zelf in het bezit van het Gulden Hoofd. Hospicium is de vertaling van herberg. Zo werden in 1476 de zaken van de Tafel in dy herberge geregeld en werd voor 4 stuivers in de herbergeverteerd (27). De rekening zegt niet over welke herberg het gaat.
Op 23 maart 1440 werd het Aureum caput, gelegen juxta stratam qua itur versus sanctum trudonem (Truierstraat) in erfcijns uitgegeven aan de vleeshouwer Wouter Mennens en zijn vrouw Maria Moens. Het Gulden Hoofd lag toen naast het goed van wijlen Peter vander Hagen pistor. Pistor is de vertaling van Beckers uit het vorige citaat (28). In 1499 verteerden de gesellen die tspel speelden des maendaegs jn die sinxen daghe voor 12 stuivers int gulden hoet (29). In 1507 betaalde de eigenaar Arndt Goddyns (en na hem Jan van Mutselbroeck) aan de hertog een cijns voor een stucken strate, gelegen naast zijn huis jnde truyderssche strate geheeten dat gulden hooft (30). In 1586 was Niclaes Bruijnel de eigenaar van het gulden hoeft ghelegen op de verckensmerckt(31). Deze werd opgevolgd door Pierre Guillam. De naam komt nog voor in 1651. Toen lag een eigendom van Aert Jammaer tegen ouer het gulden hoofft (32). De voorname herberg komt overeen met B 127 of de huizen 5-7 in de V. Betsstraat.
Het Gulden Hoofd was eveneens in Tienen bekend. De aardigheid is dat de bezitters op vrijdag 18 juni 1993, net voor de opening van de Tiense kermis, deze eeuwenoude benaming opnieuw lieten aanbrengen (33). Een voorbeeld om na te volgen.
* Het Hert. In 1572 lag een huis en hof genoempt het herdt in de Truderstraat. Het was toen in het bezit van Marten van Elserack (4). Van deze ging het Hert naar Alyt Pylicpeert en vervolgens naar Hendrick Bessems, die ook het aanpalende huis het Schip van Sint-Reinuit bezat. Geert Corthout kocht het Hert en betaalde aan de hertog een cijns van 2 deniers Lovens voor eene lubben gelegen voor syn Nuys opt s’heeren straete (35). De betekenis van lubbe heb ik uitgelegd bij de Rode Leeuw. Ik vond de benaming hert een laatste maal in 1651. Enkele jaren later ging het Hert eraan voor de bouw van de fortificatie. In Tienen was het Hert de oudst bekende herberg. De huisnaam verdween pas in 1985 (36).
* Het Schip van Sint-Reinuit. In 1637 bezat Jan Geerardts nomine uxoriseen huis in de Lederstraat (nu Kanonstraat) genaempt tschip van Sinte rynvuyt (37). Circa 1640 was Geert Corthaudts (en voor hem Hendrick Bessems) de eigenaar van t hert, gelegen naast d’erfgenaemen hendrick Bessems scip van Sinte Reynvyt (38). De naam het schip van sint reynuyt vond ik een laatste keer in het hertogelijk cijnsboek van 1646 en later, als reengenoot van het Hert (39). Daarna ging het Schip ten onder in de fortificatie. Het Schip grensde aan de Leerstraat en komt dus overeen met B 113-114 of V. Betsstraat nummer 13.
De naam heeft sommige onderzoekers hoofdbrekens bezorgd. In de volkskunde is het Schip van Sinternuiten of van Ternuten wel bekend. Volgens het Groninger volksverhaal was het schip zo groot, dat de kapitein te paard over het dek reed en de kok in een boot in zijn soeppot rondvoer. Volgens een ander verhaal raakte het schip in de Zuiderzee verzeild. Met zijn boegspriet vernielde het de torenspitsen van Ransdorp, Elburg en Muiderberg. Eertijds was het Schip van Sint-Reinuit ook in het buitenland bekend: als le Grand Chasse-foudre of Grand Globin in Frankrijk, als The merry Dun of Dover in Engeland, als Sinternuten of Mannigfuald in Friesland en ten slotte als Refanu in Zweden (40).
1.2 Lombarden in de Ridderstraat
Het huis van de Abt van Sint-Truiden heb ik besproken bij de Gruyterstraat (41). Iets verder op B 217-218, in de bocht van Ridderstraat en Beekstraat, bevond zich het Lombardenhuis, nu de achterkant van de school. Net als in Tienen waar een huis de Grote Lombaard heette, waren ook in Zoutleeuw Lombarden actief. Deze geldwisselaars waren afkomstig uit Lombardije en worden in veel geschriften verward met de Joden (42). Lombarden waren ook bekend als Wisseleers, in het Latijn Cambitores. In 1293 wordt een pand gesitueerd juxta mansionem cambitoris “naast de woning van de Wisselere” (43). Deze wisselaar heette Otto. Wijlen Otto Wisselere wordt nog in 1397 vermeld als de bezitter van een weide in de Bruul (44).
Volgens het charter van 7 mei 1307 stelde hertog Jan II het op prijs dat di lombarde in onse stat van lewe onsen porteren dar lenen solen gelt ende oec Joeden, gelijc datsi te louene doen (45). De Lombarden gedroegen zich als bankiers, niet als weldoeners. Zo moest de weduwe van Diederik van Halle op 11 oktober 1369 twee mudden tarwe verkopen om de schulden van haar man aan de Lombarden, debitorum lombardorum, te betalen (46). De Lombarden in de Ridderstraat werden opgevolgd door de Heer van Schoonhoven. Rond 1370 betaalde Dominus de scoenhouen de domo lombardorum, dus voor het Lombardenhuis, aan de hertog een cijns van 18 schellingen (47). Toch vond ik de Lombarden nog in 1514 als die lombarde (48).
De naam Schoonhoven komt talrijk voor. In 1397 lag het huis van de abt van Sint-Truiden (Conuentus de sancto trudone) achter de woning van de kinderen van Schoonhoven en de woning van Henrick Metioels, in het Latijn: retro mansionem liberorum de scoenhouen et mansionem henrici metioels (49). Omgekeerd lag in 1398 de woning van die joffrouwen van scoenhouen aan het geleeg wijlen de heer abt van Sint-Truiden dat sgruyters was (aan De Gruyter had toebehoord), gelegen achter het geleeg Willems van scoenhouen (50). In 1496 werd thuys te Scoenhouenafgebroken, want Art der tummerman werd betaald toen hy dat huys afbrack (51).
In 1586 hoorde het huis gheheeten schoenhoeuen toe aan Jan van Halle (en voor hem aan Merten Raesschaerts). Het lag toen in de Metsoelstraat en paalde aan het Predikherenhuis, dit is de tuin van de huidige Pastorie (52). In het begin van de 17de eeuw vond ik als eigenaar Willem Speecken, vervolgens meester Jan Tseeren en in 1651 Wauter Briers met zijn huys geheeten scoenhouen (53). Daarna heb ik de naam Schoonhoven niet meer gevonden.
Op 10 maart 1552 droeg Ghielis Boonaerts een huis, geheeten den hoenstal gelegen by schoonhouen huys, op aan Lenaerdt van Hakendevel. Dit huis paalde aan Henrick Vlemincx de oude, Aerdt vanden Berghe en de stadsmuur. Op 1 februari 1565 was de Hondstal overgegaan naar Marie van Surple, de achtergelaten weduwe van Leonardt van Hakendevel en haar zoon Claes van Hakendevel (54). Circa 1590 grensde de woning van Henrick Vlemincx, gelegen aan de Markt, aan de stadsmuur en den hontstal (55). Volgens Opstadt stonden in 1739 op de muren of stadsvesten de huysen van Carokis Debie genaempt den Hontstal (56). Deze attestaties volstaan niet om de Hondstal precies te lokaliseren.
Het huis op de hoek van de Sint-Truidensestraat (nr. 2, kadasternummer B 161) en de Ridderstraat heeft een gevelsteen met de datum 1732. In 2000 heette dit huis Café Den Hoek. In 1865 woonde hier de landbouwster Rosa Torsin. De traditionale bouwstijl met baksteen en speklagen van Gobertingse steen is weggemoffeld onder een lelijke laag cement. Het zou de moeite lonen om deze woning op de hoek van de Markt te restaureren. Het aanpalende huis, Ridderstraat 1-3 of kadasternummer B 163, draagt het jaartal 1786 in de gevel. Een plaatje noemt dit huis in classicistische stijl het “Voormalig refugiehuis van Malta”, wat ik eigenaardig vind. Het Huis van Malta, beter bekend als het Huis van Walsberge of Santerein ligt er tegenover. Bij de woning van 1786 hoorden ook stal en schuur op B 164, de boomgaard op B 165 en een tuin op B 166. De totale oppervlakte van dit goed bedroeg in 1865: 87 a 70 ca. Volgens de plattegrond van het Bethaniaklooster was dit goed rond 1710 eigendom van Guilliam Luyten. In 1865 was dokter Ludovicus Michiels de eigenaar van dit uitgestrekte domein.
Huis nummer 7 in de Ridderstraat heette in 2000 Ad fundum en in 2002 Jeugdhuis Paljas. Samen met de nummers 5, 9 en 11 vormde het jeugdhuis één groot pachthof (B 209), dat in 1865 in het bezit was van Eulalia Blyckaerts, een rentenierster uit Sint-Joost ten Node. Een sympathieke nieuwe huisnaam is de frituur ’t Begijntje, op de hoek van Ridder- en Koepoortstraat, met een knipoog naar het tweede Begijnhof aldaar.
1.3 De Gouverneur bij het Begijnhof
* Het Eksternest. Op 27 april 1629 verkochten Gheerdt Gilis en Margariet van Hauthem hun huis jn de metsoelstraet op die beke geheeten den exsternest. Dit huis komt overeen met de panden B 235-237 of Begijnhofstraat 13-15-17. De kopers waren Sieur Jehan Baptista Marotti, alpher geweest zynde van een compaignie Lancen, en zijn vrouw Catharina van Hoochlande (57). Enkele jaren later werd den exterennestdoor de kerkfabriek wegens wanbetaling van renten aangeslagen. Dit gebeurde op 14 november 1650 door Meester Liebrecht Bollen en Gielis Groenendael als fabrieksmeesters (58). Op 14 februari 1662 werd het eigendom van de kerkfabriek verkocht. Het was toen huys, hoff, schuere ende stallinghen genaempt den exteren nest … jn die laerbeke street. De begunstigde was Jacob van Leeuwe, jn die rechten licentiaet ende meyer deser stadt (59). De naam komt nog voor in 1739, wanneer notaris Opstadt schrijft, dat de straat van de Ridderstraat tot aenden Externestde Metsoelstraat werd genoemd (60).
* Het Gouvernement. In de rekeningen van de Sint-Leonaartskerk komt in 1455 een uitgave voor om in der heerenhuys den scoersteen te ruymene. En in 1456 werkte Jan Tgrex der pleckere, op die beke in der herenhuys (61). In 1479 werd de oude muur aen der herenhuijsafgebroken (62), in 1485 werd ghedeckt op der heerenhuys (63), enz. Dit Herenhuis komt overeen met B 287-288 of Begijnhofstraat 8-6. Naast de woning kwam in 1480 een Houthuis. In dit jaar werden Wouter Audewouters en zijn gezel vergoed voor het leveren van hout totten nouwen houthuijse op die beke in der herenhuijs (64).
In het Herenhuis verbleven de priesters van de Bedelorde, die er beschikten over een bibliotheek. In januari 1506 werden immers in Leuven vier kettingen gekocht totten boecken te ketenen in der heerenhuys opte beecke (65). Zelfs in 1651 spreekt men nog van domus quatuor ordinum mendicantium, zo genoemd naar de vierde orde van bedelende priesters (66), hoewel ze toen al naar het Predikherenhuis waren verhuisd.
In de tweede helft van de 16de eeuw woonde in het huys op de beeckejonker Jaecques Carre, ook geschreven Quarre, die het voor 1586 had nagelaten aan zijn weduwe (67). Aan de hertog moest de jonker een cijns betalen van 1 denier Lovens, voor een goot die hij mocht leggen onder s’heeren straete tot in syn scavoir of visvijver (68). Op het Quarre huys rgt. die Beecke stond in 1651 een rente ten voordele van de Kist van het Begijnhof (69). De cijns voor de hertog werd na Quarre betaald door Jan van Melded en vervolgens door jonker Jacques Suys. In de helft van de 17de eeuw noteert de rentmeester in het hertogelijk cijnsboek: Dit huys wordt bewoont by den heere Gouverneur (70). De gouverneur was in Zoutleeuw een belangrijk personage. Tijdens de hoogmis zat hij dicht bij het altaar. Op 21 november 1694 beval de aartsbisschop van Mechelen aan de pastoor van Leeuw, dat hij in het vervolg na de priesters ook aan de gouverneur wijwater zou aanbieden (71).
De aanwezigheid van de gouverneur leidde in de 18de eeuw tot de benaming Gouvernement. In 1739 was voor Opstadt de Predikherenstraat Die straete comende vant Gouvernement naer het kerckenhuijs ofte schole (72). In 1787 was kanunnik Pulinx de eigenaar van het huys en hof genaemt het governement (73). De benaming is in Zoutleeuw nog algemeen bekend.
* De Stoof. In 1651 lag de stoue iuxta et inter Jaceam et riuum dictum de beecke ubi sit concursus duarum aquarum, dus aan de samenloop van Gete en Beek (74). Het huis komt overeen met de percelen B 289-290 of Begijnhofstraat 4. Volgens het aangehaalde citaat hoorde de Stoof in 1525 toe aan Anthonis Babilon. In 1651 grensde het Quarrehuis aan Alexander Brufyt, die de Stoof bezat nomine uxoris (75) en in 1660 aan Jan Hinsdaels (6).
* De Prins Kardinaal. Op 4 oktober 1699 stond er een rente op huys hoff … den prins Cardinael. Toen was het een schuur waer voormael een huijs op (had) gestaen genaempt den prins Cardinael (77). Dit huis komt overeen met B 298-297 of Begijnhofstraat 3. Op 17 augustus 1708 was den prins Cardinael eigendom van Hendrick s’Heeren en Isabella Gheijlens (78). In 1732-1752 is het huys ende hoff op de beke geheeten den prins Cardinael nog altijd in het bezit van Henrick s’Heeren meijer, maar met de toevoeging modo (= nu) Theresia s’Heeren weduwe Majoly(79). Tot slot vond ik dat in 1787 de heer kannnik Bormans eigenaar was van syn huys genaempt den prins cardinael (80).
Volledigheidshalve vermeld ik dat de Prins Kardinaal in 1732 grensde aan de heer kanunnik Schoonaerts. Deze herenwoning komt overeen met B 299 of Begijnhofstraat 3A, eigendom van drukker Ed. Peeters. Kanunnik Schoonaerts komt in 1730-1737 ook voor als reengenoot in twee zijden van het huys en hoff … op den hoek van die predick heeren straete (81). In dit hoekhuis (B 300-301 of Begijnhofstraat 5) bevindt zich de drukkerij van Ed. Peeters. De eigenaars van dit pand waren in de 17de-18de eeuw achtereenvolgens: Adriaen Stroyecorff, de erfgenamen van Jan Hamerslagh, Thieleman Stiers, Geerart Stiers en in 1730 Francis Stiers.
1.4 Prinsen en Moren in de Vleesstraat
* De Prins van Luik. De familie Speecken had verscheidene eigendommen die we niet altijd uit elkaar kunnen houden. In 1500 werden tot Jan Spieken huys gehaelt ij boeken papiers (82) en in november 1557 werd Jan Coens betaald voor 28 quaerten rintwyns verdroncken ten huyse van Willem Specken (83). Waarschijnlijk wordt hiermee het hoekhuis bedoeld, Grote Markt 1. Anderzijds vonden we in 1651 een Speeckens huys, grenzend aan de straat in drie zijden, comende achter inde metsoelstrate(84). Dit huis van Willem Speecken is in 1672 een huys ende hoff gelegen op die beecke (85), overeenkomend met B 233 en de tuin op B 234.
In het begin van de 17de eeuw hoorde het huys ende hoff achter Sinte Leonarts kerck tegen ouer kerckenhuys toe aan Jan Minten. en vervolgens aan Jan Bras en Frans Hennot (86). In het document is nadien bijgeschreven: nu Steuen Opstadt by coop anno 1680. Hiermee is de lijst van eigenaars niet volledig. Rond 1651 immers vond ik voor het hoekhuis, grenzend aan die vleestrate en die strate die gaet van de kercke ter beecken weert in twee syden, als bezitter Mijnheer Dombroick (87). Ook verkreeg Opstadt zijn huis by coop tegen Jan Baptist Pica (88).
In 1766 had het huis een naam: de Prins van Luik. Op 9 augustus 1766 was het een huys ende hoff met alnoch een clyn hoffken daer aen gelegen gecompeteert hebbende den Notaris J.G. Opstadt … genaempt den prins van Luyck (89). Sieur Opstadt zaliger kon zijn renten aan het Kapittel niet betalen, zodat deze een klacht neerlegde. Op de achterzijde van het document lezen we: Clachte gedaen door het capittel op huys en hoven van sieur Opstadt zaliger. In dit hoekhuis op B 303-304 of Grote Markt 1 (voorheen 5) stichtte Charles Peeters in 1888 een Boekhandel, Boek- en Steendrukkerij (90).
Naast het huis van notaris Opstadt in de Vleesstraat stond in 1651 de woning van mijnheer Dombroick dat placht genoempt te worden die scaelgie (91). De Schalie komt heden ongeveer overeen met B 305 of Groenplaats 1. Aan de overzijde van de Vleesstraat, naast het voormalige kerkhof, stond de Moriaan of de Moor. In 1552 werd Reynder die Beij betaald voor het maken van eenen gringel slot met eenen sluetel in den Moriaen en in 1555 werkten Huybrecht Landeloes en Joris Laurys aan een goot comende uten Moriaen achter de schole (92). Op 26 januari 1562 verkreeg Willem vanden Bosch, na het uitgaan van de bernender kerssen, als meest biedende het huis jn de vleeschstrate genaempt den moriaen(93). lk vond de woning een laatste keer in 1651 als de domo … in de vleestrate dicta den moer (94). De Moriaan is te vereenzelvigen met B 308-309 of Vleesstraat 2 + Groenplaats 2 (het Christelijk Ziekenfonds).
Op de Prins Leopoldplaats 4 (hoek Lowetstraat) vinden we heden een koffiehuis en ijssalon met het sympathieke opschrift De Cleyne Taefel. De naam komt niet uit de 17de eeuw, maar werd in 1992 gegeven door de eigenaar Willy Reniers-Jonckers. In 1865 hoorde de hele hoek toe aan landbouwer Franciscus Heeren uit Budingen. In recentere tijd was hier een meubelzaak gevestigd, zoals we nog zien aan het opschrift “Meubles. Quincaillerie”.
1.5 Huizen achter de Kapel
* Het Gulden Kruis. In 1586 lag het huis met hof van Peeter Straels of Staels (en na hem van Willem Briers Janssone) teghen die capelle ouer rgt. sheeren straete in twee syden, die sterre ende peeter barthelyns(95). In 1651 stond het huis van de erfgenamen van wijlen Willem Briers op den hoick vande straet achter die Cappelle (96). Het bedoelde huis naast de Sterre komt overeen met B 346 of Kapelstraat 2, gelegen achter de voormalige Klerkenkapel. Dit hoekhuis heette het Gulden Kruis. De eigenaar Gilis Groenendael had een dochter die trouwde met Gijsebrecht Gijselaers. Deze werd opgevolgd door Henricus Schuddeputt of Schutteputt, die voor sijn huijs, hoff ende toebehoorten genaempt het guide cruijs in 1761 de rente betaalde die op het huis stond ten voordele van het Cijnsboek van Liefkenrode (97).
* De Sterre. Naast het Gulden Kruis stond de Sterre. In 1397 was Petrus Cuytens eigenaar van een herberg, de Sterre genoemd, in het Latijn: de hospito stelle (98). Het kadasternummer B 347 is opgegaan in B 346 (de hoek met het Gulden Kruis). De Sterre komt overeen met Kapelstraat 4. In 1531 verdroncken de timmerlieden voor 14 stuivers en 8 groten in die Sterre, toen men de klokken uit het schip haalde (99). Op 4 december 1550 was Reynder Bosman waard jn de sterre tot leeuwe, maar waarschijnlijk niet de eigenaar (100). In 1617 was de Sterre een puinhoop. In dit jaar komt Jan Bollen voor als eigenaar vanden gront genaempt de sterre (101).
Later kwam er weer een huis op. want circa 1640 betaalde Jan Hoetsen een rente voor syn huys in de ridderstraet gheheeten de sterre, grenzend aan Gillis Groenendael (met het Gulden Kruis) (102). Dat de Sterre weer was opgebouwd. vernemen we in 1651. De Sterre dwelck placht te syn ledige plaetse was nu wederom betimmert ende placht eertyts genaempt te worden die sterre nu nyet meer rgt. die Clercke Capelle mediante platea (103). De schrijver laat de Sterre grenzen aan de Klerkenkapel met tussen beide de straat. Dat de naam Sterre “nyet meer” gebruikt werd, klopt niet. In 1662 trok de fabriek van de klerkenkapel een cijns op de aude sterre achter die capell (104). En in 1787 grensde de ledige plaetse van Lambrecht Molenbeeck (B 344-345) aan die sterre oft guilliam leemans (105).
1.6 Verankerd in de Kapelstraat
* Het Molenijzer. In 1650 bezat Lambrecht Morren (en voor hem Willem Morren) een huys op die schipbrugghe nu onse lieve vrouwe brugge genaempt (106). Dit huis komt overeen met B 321-322 of Kapelstraat 1917. Boven de poort op nummer 17 staat het bouwjaar 1882. Rond 1700 was het huijs op onse L. Vrouwebrugghe eigendom van Arnoldus Gobben (107), maar in 1705-1706 was het seker ledige affgebranden grondt genaempt het Moleneijser (108). Rond 1750 was het weer een huys ende hoff genaempt het moleneijser ontrent onse L. vrouwe brugge alhier, toebehorend aan Hendrick Peetermans (109). Ik vond het molenijser een laatste keer in 1787. Eigenaar was toen Jan Jordens den jongen die het by coop in 1762 verkregen had van Henrick Petermans (110).
* De Korenbloem. Volgens Bets grensde het Paleis van Jan Minten in 1751 aan die corenbloem (111). Het komt overeen met B 323 of Kapelstraat 15, in 2002 Mabecca Lingerie, en Lowetstraat 12.
* Het Paleis. Bij Gramaye heet het Paleis Curia vetus, gebouwd na 1233 (112). Reers noemt het in 1653 het huys genaempt het palleijs (113). In 1590 hoorde het huis inde capelstraedt toe aan Ardt Boesians (ook geschreven Boeijsiau, voor correcter Bousiau). Deze was bovendien door evictie de bezitter geworden van een ledighe plaetse, daer eertijts huijs op gestaen heeft, gelegen in de Buitenstraat (114). Het Paleis komt aldus overeen met B 324 of Kapelstraat 13, en de 4 huizen genummerd 10-8-6-4 in de Lowetstraat. Volgens notaris Opstadt was het paleys in 1739 van overlancx affgebrant ende soo men segt het soude bestaen hebben in de Capelstraet (115). Het is verwonderlijk dat de notaris schreef “soude bestaen hebben”, vermits het Paleis nog later bekend was. Zo was Jan Lintermans in 1787 de eigenaar van een huis en hof genaempt het paleijs in de cappelstraet (116). Ten tijde van Bets beyond zich in het Paleis de Post (117).
* De Zwaan. Tussen het Paleis en het Anker lag in 1718 en vroeger een huis met zijn toebehoorten geheten den swaen, overeenkomend met B 325-326, nu Kapelstraat 11 en een deel van 9. Dit huis kwam toe aan Philips de Leijtere, vanwege zijn huisvrouw als erfgenaam van Dierick Sievaerts vanden jersten bedde. Tot het jaar 1769 inclues betaalde Francis Bourgoinon de rente die op de Zwaan stond (118).
* Het Anker (voorheen mannelijk). In 1586 bezat Hendrick Latyn een huis in de Ridderstraat (119), later de Anker genoemd. In 1637 komt de weduwe van Ghysebrecht Davidts als eigenares voor van een huys inde ridderstraete geheeten den ancker, grenzend aan sheeren straete in twee syden (120). Het Anker komt overeen met B 327 of Kapelstraat 7, en met B 327bis of Lowetstraat 2. Langs de Kapelstraat bevindt zich in nummer 7 (samen met 9) de voedingzaak Perco. In 1653 is de weduwe in het huis in de Capelstraet geheeten den ancker opgevolgd door Jan Gilis (121). Een Anker is in Tienen nog bewaard in de Sint-Katharinastraat (122).
1.7 Santerein op de Kaasmarkt
* Het Huis van Santerein. Op de hoek van de Ridderstraat en de Grote Markt stond voor 1300 de woning van Hugo van Berle, van wie het overging naar de Heren van Walsberge. In de Middeleeuwen bestonden er drie geestelijke ridderorden: de Tempeliers, de Johanniter (later Sint-Jans- of Maltezer orde) en de ridderlijke Duitse orde. In Tienen bezat de Sint-Jansorde een huis in de Minderbroedersstraat, bekend als het Huis van Walsberge, zo genoemd naar de hoeve in Wommersom (123).
Dezelfde orde bezat eveneens een huis in Zoutleeuw, in 1321 genoemd Conuentus de walsberghe … de domo de rosis prope ecclesiam of “het huis van de rozen bij de kerk” (124) en in 1397 domus de walsberghe supra forum (125). De orde stond onder de leiding van een commandeur, in het Latijn commendator: 1397 Commendator de walsberghe … de mansione dominorum sita supra forum quondam hugonis de berle (126). In het Nederlands spreekt men van het Huis van Walsberge of met een samenstelling, het Walsbergehuis. Enkele voorbeelden: 1460 thuys van walsberge (127), 11 december 1553 achter dwalsberghe huys (128).
Omdat het huis afhankelijk was van Chantrain bij Geldenaken, komt deze naam in allerlei spellingen voor: 23 april 1482 den here van santerey(129), 1514 (in de Ridderstrate) domus de santereyn van hunnen huyse opde merckt gelegen geheeten het walsbergen huys (130), 31 oktober 1597 Die heeren van Santry (131), enz. In 1530 schonk keizer Karel de hospitaalridders het eiland Malta. In Tienen is het Walsbergehuis in de 18de eeuw ook bekend als de Refugie van Malta. In Zoutleeuw heb ik deze naam niet gevonden, tenzij op een plaatje van huis 1-3 in de Ridderstraat.
In 1646 was het huis van die heeren van Santreijn afgebroken. Daarna werd de grond eerst door jonker Philip Walschaers geevindeert of uitgewonnen en vervolgens door Mijnheer van de Broeck. Ten slotte nam Guillaem Coninck de ledige grond in 1720 aan en bouwde er een schuur op. Hiervoor betaalde hij voor de eerste keer een cijns in 1721. Driekwart eeuw was het Walsberghenhuys aldus een braakliggend erf geweest (132). Ten tijde van Bets diende de woning als warenhuis, met het opschrift Au Bon Marché (133).
Het Walsbergehuis of Huis van Santerein komt overeen met B 221. Hierop staan in 2000: de huizen 4-2 langs de Ridderstraat, en op de Grote Markt de hoek nummer 7, de Frituur op nummer 6 en Breughel op nummer 5.
*De Drie Koningen. In 1637 bezat Peeter Gills (en voor hem meester Joris Laureys) een huis op de keesmerckt die dry koningen (134). Gillis liet zijn huys op den keesmert gheheeten die dry koninghen rond 1640 na aan zijn erfgenamen. Toen grensde het huis links aan het Walsberghen huysen rechts aan de woning van Peeter Cleynen (135). In 1646 komt Jan Collaerts of de weduwe van Gysbrecht van Imbrock voor metten huyse genaempt die drye coninghen (136). Ten slotte droegen de fabrieksmeesters op 9 maart 1661 het huis en hof achter de kerk genaempt die drye coninghen over aan Gysbrecht (II) van Embroeck en Marie Schotmans gehuysschen als hoogste bieder (137). De Drie Koningen komt overeen met B 222 of Grote Markt 4, in 2002 slagerij Voco. Het nouwe huys van Peeter Cleynen op B 223 of Grote Markt 3 naast de Pastorie, heb ik besproken bij het Kerkhuis (138).
*De Wildeman. Circa 1590 grensde de Drie Haringen aan Lenaert Baex, de eigenaar van den wildeman (139). Dit huis vormde één geheel op B 159-160 of Grote Markt 8-9. Het werd later gesplitst. De Wildeman bleef dan behouden voor huis B 159 of nummer 9, maar vormt in 2000 toch weer één geheel, namelijk de bank BBL. In 1637-1640 was Renier van Eertryck de bezitter van thuys genaempt den wildeman (140) of den willeman (141). Van E(e)rtryck werd opgevolgd door meester Adriaen Hollanders getraut hebbende de weduwe (142). In 1787 hoorde den wilden man toe aan Jacobus de Coster. Het huis grensde toen aan de Markt, den vliet van achter en stiers schirygyn (143). De chirurgijn Philippus Stiers woonde op de hoek (B 160 of Grote Markt 8) naast het paenhuys de Wildeman (144).
Wildeman was als huisnaam zeer verspreid. Een Wildeman beyond zich eveneens op de Werf in Dalem aan de Gete, in 1651 een ledige plaetse eertyts huys ende hoff genaempt den wilden man (145). De naam was ook bekend in Halle-Booienhoven. Op 20 mei 1552 lag het laathof genaempt peyliperts hof, toebehorend aan jonker Marten van Wilre en gelegen te Dunge, achter den wildeman (146). Het is heden nog een kadasterbenaming voor het veld in de omgeving van B 43.
De Wildeman herinnert aan een oude sage. Volgens Helsen die de naam beschrijft in Lier, stond bij de ingang van hel en hemel een herberg voor de doden die nog niet aan de godheid voldaan hadden. Deze herberg werd bewaakt door een reus, gewapend met een boomstam. Volgens Ter Laan was de Wildeman, groen omgord en met een groene krans, het zinnebeeld van de natuurkracht. Hij kwam veel voor als schildhouder van familiewapens. Hij heeft dan een sterke haardos en grote tanden, en is bovendien met een knots bewapend. Volgens Van Lennep waren afbeeldingen van Wildemannen legio, hetzij als Herkules met een leeuwenhuid, hetzij als de heraldische Wildeman met het eikenloof om de heupen (147).
* Het Wit Paard. Na de bouw van de Citadel werd een deel van het erf van de Wildeman afgebroken om de nieuwe Sint-Truidensestraat aan te leggen. Langs deze straat vond ik de herberg het Wit Paard. Op 27 april 1758 grensde een pand op de Varkensmarkt aan de grond van ’t witt perdt (148). Deze herberg stond op perceel B 120 en was nog bekend in 1887 (149).
* De Drie Haringen. Tussen het Vleeshuis en de Wildeman stond eertijds op B 158 de Drie Haringen, nu café Rembrandt, Grote Markt 10. De oudst bekende eigenaar was Ethmund Mercator (vertaling van De Cremer), die getrouwd was met Margareta van Lede (130). Circa 1370 hoorde het pand toe aan de Kapelbroeders van Leeuw (151). De huisnaam vond ik pas circa 1640. Toen bezaten de erfgenamen van Vranck Baeken een huys op de mert ghenaempt die drij heringhen, grenzend aan Adriaen Hollanders (met de Wildeman) en het Vleeshuis (152). In 1646 komt Jan Schutteput nomine uxoris voor als bezitter van een huyse ende hoeve … genaempt de drij haeringen rgt. het Vleeshuys, de vliet van achter (153).
Latere cijnsboeken schrijven de vorige posten soms letterlijk af, met eigenaars die al lang overleden zijn. Zo vond ik in het Franstalige cijnsboek van 1735 nog altijd Jean Schutteput sur une maison et jardin nommée pres de la boucherie (154). Een laatste maal vond ik de dry haeringhen in 1787 als eigendom van Bartholomeus Torsin of Toursin (155).
1.8 Antwerpen op de Korenmarkt
* Klein Antwerpen. Naast het Wijnhuis lag een huis, overeenkomend met B 148-149 of Grote Markt 13-14, dat circa 1590 toebehoorde aan Ardt van Haugen (156). In de 17de eeuw werd dit pand gesplitst. B 148 (Grote Markt 14) kreeg de naam Klein Antwerpen. In 1646-1700 was Jan Gillis de bezitter van eenen huyse … opde merckt (B 149), grenzend aan de Markt en de erfgenamen van Jan Hoegaerts de jonge metten huyse geheeten cleyn Antwerpen (157). In 1651 was Wauter Schroyen de eigenaar nomine uxoris van het huis genaempt Klyn Antwierpen (sic) (158). lk vond de naam een laatste keer in het hertogelijk cijnsboek rond 1735 als Cleyn Antwerpen (159).
* De Zwarte Leeuw. Het kadasternummer B 147 is in 2002 verdeeld als volgt. Het eerste deel omvat Kapsalon Christine (huisnummer 15), een huis in klassieke stijl (16) en de poort met Foto Dehoperé (17). Het tweede deel was vroeger één huis, gebouwd in 1731 (datum in de gevel), nu Dexia, Grote Markt 18-19. lk heb dit huis besproken bij de Stadswaag en de Zwarte Leeuw onder paragraaf 11.3.4. In 1865 was B 147 één groot pachthof van 11 a 75 ca, dat toebehoorde aan Gustavus Andreas Albertus Coenen. Taverne De Pinteleer, op B 146 of Grote Markt 20, vertoont de datum 1599 in de gevel en onderging aanpassingen in Lodewijk XV-stijl in 1763, zoals in de voluten van de toegangsdeur te lezen staat. In 1865 was dit huis eigendom van de vrederechter Joannes Franciscus Vanoverstraeten.
* De Spiegel. Dit huis op de Grote Markt 23, ten onrechte Spiegelhuis genoemd, heeft het kadasternummer B 142. De bouwdatum is onbekend. Oude prentkaarten geven 1471. Recente publicaties houden het op 1571, dikwijls met voorbehoud. De ankers helemaal bovenaan – het lijken wel runentekens – kunnen met veel goede wil als 157 gelezen worden, maar 1571 heeft er nooit op gestaan.
De oudst bekende eigenares van het hoekhuis was Hildegund van Linter. In april 1358 droeg zij het vruchtgebruik op het huis met de grond naast het Lakenhuis (in domo cum fundo … iuxta domum pannorum) over aan haar kinderen Henrick, Johannes en Elisabeth 160). Rond 1370 betaalde Renier van Linter aan de hertog 4,5 schellingen en 3 kapuinen op zijn woonst voor het Lakenhuis (de mansione cum pertinentiis ante domum pannorum) (161). In 1397 was hij overleden, want het huis heet dan de domo quondam reyneri de lintris (huis van wijlen Renier van Linter) (162). In hetzelfde jaar komt Renier Putter voor als bezitter van het hoekhuis, gelegen tussen het Lakenhuis en de woning van de weduwe van Dierick van Auderaen (163). Dierick was de eigenaar van het pand achter en naast de latere Spiegel (B 143 en B 144. Grote Markt 22).
In 1507 bezat Merten Prinsen, vanwege Wouter Cuypere, het hoekhuis opte corenmerct te leeuwe rgt. diakenhuys en de veste van achter (164). Circa 1590 betaalde Jan Coens cijns aan de hertog voor de woning achter onser Lieuer Vrouwen capelle, grenzend aan het Lakenhuis en de Stadvesten (165). In 1600 vond ik voor de eerste keer de naam Spiegel. Daniel van Halle (en voor hem Bartolemeus van Mellaert) was toen de eigenaar van eenen stal oft gront staende achter den spieghel (166). De bedoelde stal komt overeen met B 143. In 1646 hoorde de Spiegel toe aan Machiel Veucheleers. De ligging is duidelijk, want zijn woning grenst aan de Korenmarkt, die straete leydende vande corenmerckt naer die Bogaerden (nu de Bogaardenstraat), de erfgenamen van Daniel van Halle (B 143 en 144), de Beek en Jan vanden Putte (de opvolger in het Lakenhuis op B 141) (167).
Vanaf de 17de eeuw komt de benaming Spiegel veelvuldiger voor. In 1651 bezat Lambrecht Molenbeeck een plaets eertyts stallingen den spiegel toe behoorende (168). Circa 1700 was den spieghel eigendom van Sieur van Cauthem en na 1731 vond ik de Heer Secretaris Pluijmers als de baas van den Spigel (169). Het huys genaempt den spiegel komt ook voor in 1739 bij Opstadt (170) en circa 1750 betalen de representanten van de Secretaris Pluymers renten voor hun huijs genampt den spiegel(171). In 1794 woonde Guilliam Luyten de jonge in den spiegel (172).
Het huis in bak- en zandsteenbouw met renaissance-elementen werd in 1962 gerestaureerd. Boven een klein venster in het midden van de gevel bestaat de versiering uit lelietjes van dalen. Of we dit bloemmotief met de Leeuwse Rederijkers mogen associëren, is misschien wat vergezocht. Volledig fout is de bewering dat de Spiegel genoemd werd naar de familie Hellespiegels. In 1514 woonde ene Lembrecht Hellespiegel langs de Gete (173) en in 1568 vond ik een andere Lambrecht Helspieghels in Sint-Truiden (174). Helspiegels hebben nooit in de Spiegel gewoond.
De Spiegel is een veel voorkomende herbergnaam. Zo kende Tienen een Kleine en een Grote Spiegel, waarnaar de Spiegelstraat werd genoemd (175). Lier kende een Spiegel (176), evenals Antwerpen (177), Turnhout (178), Maaseik (179), Londerzeel (180), enz. De Spiegel werd algemeen als een afweringsmiddel beschouwd: boze geesten die in een spiegel keken, doodden zichzelf.
1.9 Tussen Kerk en Kapel
* De Ooievaar/De Keizer. Op de hoek van de Markt naast de Kerk stond op B 334bis of Grote Markt 29 eeuwenlang de Ooievaar, daarna de Keizer genoemd. Het pand komt tot tegen de Lowetstraat. In 1504 werd de waardin in den Hoeydenveere (in het klad staat Oeyenvere) betaald voor bier dat hier gehaald werd voor de pelgrims die naar Sint-Leonaart kwamen (181). In 1504 heette de herberg den odenuaer (lees: odenvaar) (182) en in 1514 den oyenvare (183).
In de loop van de 16de eeuw veranderde de Ooievaar van naam en werd de Keizer. Beide namen leefden een tijd lang naast elkaar. Zo betaalde Goris of Goens vanden Wyer in 1577 een rente opten oeyenvaert nu ter tyt den keyser staende opten merckt, en voor de verlopen jaren Catharina inden Keyser (184). De naam is al ouder, vermits de kerkfabriek in 1548 verscheidene uitgaven boekt totten Keijser (184). Michael a Villa Nova, een opstandig Spaans soldaat uit het regiment van Amanuel de Vega, werd dodelijk gewond en stierf op 4 december 1590 in de Keizer. Hij kon bijtijds zijn testament maken, dat hij liet uitvoeren door zijn wapenmakker Joannes Cavallero (186).
Als bezitters van de Keyser vond ik in 1646 de erfgenamen van Willem van Meensele (187), daarna Jan Pluymers. in 1728 Joannes Egidius Pluymers met de erfgenamen van kapitein Macollogh, in 1738-1756 sieur Cornelis vanden Putte, in 1757-1769 kanunnik Van Osmael en in 1780 en later Leonart Coenen (188). In 1865 woonde in de Keizer advokaat en griffier Fredericus Beckers.
* De Drie Kronen. Naast de Ooievaar/Keizer stond de Drie Kronen, met kadasternummer B 335 of Grote markt 28. De datum 1676 staat bovenaan in een gevelsteen.
Op 14 juni 1473 liet de pastoor beslag leggen op het huis die Croenen, omdat Kerstinen Cloets een oude cijns voor de verlichting niet had betaald (189). Op het huis stond ook een hertogelijke cijns van eender loeben staende over de keldermont (een afdak boven de kelderopening), die in 1507 betaald werd door Jan Bertelen (190). Van deze ging het huis geheeten de drie croonen gelegen opte merct rgt. de valck ende den oyenvaer naar Anna Bertelen, die getrouwd was met Willem Ruysschaerts. Op 30 januari 1539 droegen ze samen dit huis op aan de fabriek van Sint-Leonaarts (191). Als latere bezitters vond ik: in 1577 Adam Pruymen met zijn huys genoempt die drey croonen (192), in 1586 Joris Myes en vervolgens Jacques vander Horst met die drye croenen(193), in 1637 de weduwe van genoemde Vander Horst met de dry croonen (194), enz. Een laatste keer vond ik de 3 croonen in 1787. De eigenaar was toen de eerw. heer kanunnik Van Overstraeten (195).
In het begin van de 20ste eeuw had de Drie Kronen een Franse naam: A la Carabine. Toen het opschrift Koning der Koningen van Brabant in 2001 van de gevel werd weggenomen, kwam de Franse naam vaag te voorschijn.
* De Valk. Dit huis op B 336-337, Grote Markt 27-26, is thans een dubbel huis. Nummer 27 is een gesloten huis, 26 is de taveerne Sint-Leonardus. In februari 1487 werd het altaar van Sint-Jan Baptist gewijd. Bij deze gelegenheid werden 6 Rinsgulden verteerd bij heer Lambrecht Groenwouts in den Valke (196). De Valk was de hele tijd een herberg. In 1586 hoorde den valck toe aan Dierick Sevenants en vervolgens aan Jacques van der Horst, die tijdelijk ook de Drie Kronen bezat (197). Van der Horst komt nog voor in 1617 met den valck (198), maar in 1638 is hij opgevolgd door Aert Schroyen. Deze was verplicht om een muur te trekken aen syn huys ghenaempt den valck, van omtrent 10 voeten naar de zijde van Markt, om te verhangen sekere vuytspronck daer mede syn huys in peryckel was te vervallen (199).
Een goeie honderd jaar later was het zover: in 1731 was het een ledighen gront eertijts een huys op gestaen heeft genaempt den valck (200). Er kwam weer een huis op, dat nog in 1787 den valck werd genoemd. Het was toen eigendom van Bartholomeus Emeri (201).
1.10 De Zon in de Tiensestraat
* De Boerendans. In 1787 incorporeerde Petrus van de Velde een grond in syne huysen ende hoeven genaemt den borendans (202). De Boerendans was een herberg in de Tiensestraat op B 21-24, nu overeenkomend met het Kapsalon in de Tiensestraat 3. Boerendans als herbergnaam is niet onbekend. In Olen komt een Boerendansloop voor, een Beek genoemd naar een herberg. Claes citeert de Boerendans als getuige van volkshumor in Diest (1672) en Molenstede (ca. 1770). We kunnen de naam vergelijken met andere namen op -dans. zoals de Simmendans (simme = aap), de Kinderendans en de Kalverendans. Ook Tienen had zijn Boerendans (203).
* Het Zwart Schaap. In 1643 betaalde Lambrecht Meulenbeecke voor de eerste keer een cijns van 2 deniers Lovens om een goot te leggen om het waeter te brengen tot in syn paenhuys genaempt t’swert schaep. Deze cijns werd later voldaan door jonker Jan van Hinesdael by evictie, Nicolaes Hendricx by coope en Meester Aerdt de Rees eveneens by coope(204). lk vond de benaming een laatste maal in 1763. Petrus van de Velde (met de Boerendans) grensde toen aan Petrus Stiers met sijnen hoff vant huys genaempt het Swert schaep (205). Het Zwart Schaap op B 28-29 komt nu overeen met de Tiensestraat 13-15.
* De Zwaan. In 1787 was Jan Heusden de eigenaar van huys en hof genaemt den swaen (206). In uithangborden is de Zwaan de bekendste vogel. Hij komt in heel de Nederlanden voor als naam van brouwerijen en herbergen. De naam komt waarschijnlijk van de lieftallige Zwanemaagden, ontleend aan de Walkuren of maagden in het Walhalla, die niet enkel konden vliegen maar ook zwemmen. In Zoutleeuw komt de Zwaan overeen met B 47-48 of Tiensestraat 10, nu computerwinkel Softec, afkorting van Software Technology.
* De Zonne. In 1617 bezat Art van Eertryck of Ertryck een huys genaempt die sonne (207). Op 15 mei 1645 werd die Sonne door de erfgenamen verkocht (208). In 1787 woonde in het huys genaempt die sonne Michael Corthouts, grenzend aan het vroegere Stadspaanhuis (richting Tiensestraat) en de straet naer de dalemporte, de huidige Schipstraat (209). De Zon is naast de Maan een veel voorkomende huisnaam. In Zoutleeuw grensde de Zon aan de Tiensestraat en de huidige Schipstraat, overeenkomend met B 55-56, dit is heden: Schipstraat 3-45 en Tiensestraat 22-24A. In dit grote pachthof woonde in 1568 de bekende burgemeester Jan van Ertryck. Samen met Dierick van Halle en Hendrick Staes werd hij op bevel van de wrede Hertog van Alva op 29 oktober naar de Parkabdij overgebracht. Na het werpen van een teerling viel het lot op de burgemeester die werd opgehangen. Na het vertrek van Alva liet de abt de boom omhakken. Het verhaal staat beschreven in de Geschiedenis van Leuven, aangehaald door Bets, die als woonplaats van de burgemeester ten onrechte het kleine hoekhuis aangeeft (210).
Volledigheidshalve vermeld ik het Tol Huys met de datum 1439 boven de poort, Schipstraat 32/1. Op een gedenkplaat staat een dankwoord aan Gaston Geens, Minister-voorzitter van de Vlaamse Regering in 1981-1992.
Een paar huisnamen heb ik niet gelokaliseerd. De herberg het Paard wordt op 1 mei 1424 vermeld als hospitium dictum tpert (211). Het Klaverblad, op 31 oktober 1597 geschreven het clauerblat, was het huis van meester Jacob Soemers (21) en het huis en hof van Jan vanden Stuck ghenoemt die schepkoije grensde op 1 december 1645 aan de Stadsvesten (213).
2. Overzicht van de huisnamen
Naam | Kad.nummer | Straat |
Abt van Sint-Truiden/Refugie van Sint-Truiden. | B 219-220 | Ridderstraat 6. |
Anker | B 327 | Kapelstraat 7. |
+ B 327bis | Lowestraat 2. | |
Boerendans | B 21-24 | Tiensestraat 1-3. |
Carabine, zie Drie Kronen. | ||
Drie Haringen | B 158 | Grote Markt 10. |
Drie Koningen | B 222 | Grote Markt 4. |
Drie Kronen/A la Carabine | B 335 | Grote Markt 28. |
Drie Kuipers | Oude Truierstraat, west. | |
Drie Moren | Oude Truierstraat, west. | |
Eksternest | B 235-237 | Begijnhofstraat 17-15-13. |
Gouvernement/Herenhuis/Quarrehuis | B 287-288 | Begijnhofstraat 8-6. |
Groot (Stads)paanhuis | B 54 | Schipstraat 2. |
Gulden Hoofd | B 127 | V. Betsstraat 5-7. |
Gulden Kruis | B 346 | Kapelstraat 2. |
Haantje | Oude Truierstraat. | |
Herenhuis, zie Gouvernement. | ||
Hert | Oude Truierstraat, oost. | |
Hondstal | Ridderstraat. | |
Huis van Santerein/Walsbergehuis | B 221 | Grote Markt 7-6-5 + Ridderstraat 4-2. |
Ingel | Oude Truierstraat, west. | |
Katte | Oude Truierstraat, west. | |
Keizer/Ooievaar | B 334bis | Grote Markt 29. |
Klein Antwerpen | B 148-149 | Grote Markt 13-14. |
Klein (Stads)paanhuis | B 51 | Tiensestraat 4-6. |
Korenbloem | B 323 | Kapelstraat 15+ Lowestraat 12. |
Lombardenhuis, zie Schoonhoven. | ||
Molenijzer | B 321-322 | Kapelstraat 19-17. |
Moriaan/Moor | B 308-309 | Vleesstraat 2 + Groenplaats 2. |
Ooievaar, zie Keizer. | ||
Paleis | B 324 | Kapelstraat 13 + Lowetstraat 10-8-6-4. |
Prins Kardinaal | B 297-298 | Begijnhofstraat 3. |
Prins van Luik | B 303-304 | Grote Markt 1. |
Quarrehuis, zie Gouvernement. | ||
Rad van Avonturen | Oude Truierstraat, west. | |
Refugie Sint-Truiden, zie Abt. | ||
Rode Leeuw | B 155 | Afgebroken. |
Schalie | B 305 | Groenplaats 1. |
Schip van Sint-Reinuit | B 113-114 | V. Betsstraat 13. |
Schoonhoven/Lombardenhuis | B 217-218 | Beekstraat/Ridderstraat. |
Sint-Barbel/Berbel | Oude Truierstraat, west. | |
Sint-Joris (voormalig Vredegerecht) | B 320 | Prins Leopoldplaats. |
Spiegel | B 142 | Grote Markt 23. |
Stadspaanhuis, zie Groot/Klein. | ||
Stadswaag/Waag | B 147? | Grote Markt 18-19? |
Stadswijnhuis/Wijnhuis/Witte Pluim | B 150 | Grote Markt 12. |
Sterre | B 347 | Kapelstraat 4. |
Stoof | B 289-290 | Begijnhofstraat 4. |
Valk | B 336 + B 337 | Grote Markt 27-26. |
Verrekooi | Kapelstraat 3. | |
Waag, zie Stadswaag. | Oude Truierstraat. | |
Wijnhuis, zie Stadswijnhuis. | ||
Wildeman | B 159-160 | Grote Markt 8-9. |
Wit Paard | B 120 | Sint-Truidensestraat. |
Witte Pluim, zie Stadswijnhuis. | ||
Zonne | B 55-56 | Schipstraat 3-4-5 + Tiensestraat 22-24A. |
Zwaan | B 47-48 | Tiensestraat 10. |
Zwaan | B 325-326 | Kapelstraat 9-11. |
Zwarte Leeuw | B 147? | Grote Markt 18-19? |
Zwart Schaap | B 28-29 | Tiensestraat 13-15. |
Geraadpleegde bronnen
Onuitgegeven bronnen
Brussel. Koninklijke Bibliotheek.
Opstadt, Jan Jozef. Der Antiquit[yt] van Soutleeuw [17]39. Handschrift II 1517, nr. 5935, 350 folio’s. Zie vooral f. 9-36 getiteld “Corte beschryvinghe der stadt Zout Leeuwe”. Bevat naast de (verdwenen) teksten van kanunnik Jan Reers en de vertaling van Gramaye een aantal “Bijvoegsels” van notaris J.J. Opstadt. Uitgegeven door A. Wauters onder de titel “Une ancienne description de la ville de Léau”. Brussel, 1893, 82 blz. De Franse vertaling is niet altijd juist.
Brussel. Algemeen Rijksarchief.
– Rekenkamers: R + nummer.
– Schepengriffies, Nr. 7610.
Leuven. Rijksarchief Vlaams-Brabant.
– Kerkelijk Archieven van Brabant: KAB + nummer.
– Schepengriffies: SG + nummer.
Luik. Rijksarchief.
– Sint-Denijskapittel (SD). (Inventaris A.2.5).
Peeters. Prive-archief drukkerij Ed. Peeters, Zoutleeuw.
– De Leeuwenaer. Aankondigingsblad van de stad en het kanton Zoutleeuw. Zoutleeuw, Peeters, zaterdag 16 juni 1888 tot 30 december 1971.
– Cheijnsboeck genaempt Lieffkenroye, 25 april 1669. Vernieuwd op 3 mei 1764. 89 bladzijden (onvolledig).
Uitgegeven bronnen
Bets. P.V.
– Zout-Leeuw. Beschrijving, geschiedenis, instellingen. Deel I. Tienen. 1887. en Deel II. Tienen, 1888.
Boonen. M.
– Huisnamen te Maaseik. Een historisch-naamkundige studie. Maaseik. 1981. Nelsen, J.
– Huisnamen te Lier. In: Toponymica V. Leuven-Brussel, 1934.
Kempeneers, Paul
– Oude Tiense Huisnamen. In: Naamk. 1999, p. 167-215.
– Zoutleeuw, een toponymisch-geschiedkundige studie. Verschijnt in 2003, met kadasterkaarten.
Marynissen, Ann
– Plaats- en huisnamen in het centrum van Turnhout, in: Taxandria 1996 (nieuwe reeks LXVIII). 11-70.
Souverijns, J.
– Leonia sive Leewae (Zoutleeuw). In: Brab. Folklore, 178-179 (1968), blz. 124-134. [= Tekst van Gramaye, 1708, met vertaling].
Ter Laan, K.
– Folkloristisch woordenboek. Den Haag, 1949.
Vande Weghe, R.
Een halve eeuw Antwerpse huisnamen (1390-1440). In: Naamk. 1977, p. 183-241.
Voetnoten
(1) KAB 1238, f. 136 v°.
(2) KAB 1218, f. 15 v°.
(3) KAB 1219, f. 24 v° en 26.
(4) KAB 1080, f. 22 v°.
(5) KAB 14.652, p. 154.
(6) KAB 14.667, f. 11.
(7) R 44.710, nr. 94.
(8) KAB 1081, f. 28 v°.
(9) KAB 1050, f. 48 v°.
(10) KAB 14.652, p. 266.
(11) SG 3570.
(12) KAB 1050, f. 23 v°.
(13) KAB 14.652, p. 143.
(14) o.c., p. 273.
(15) o.c.. p. 143. 158 en 273.
(16) SG 3786, f. 1 v°.
(17) KAB 14.652, p. 262.
(18) SG 7447, f. 29.
(19) KAB 14.708, f. 68.
(20) KAB 14.667, f. 38 v°.
(21) Dal 12/1, f. 55.
(22) SD 510.
(23) R 44.710, nr. 187.
(24) R 44.711, nr. 187.
(25) R 44.714, nr. 187.
(26) KAB 973, 390.
(27) KAB 1215, f. 179.
(28) KAB 973, 402.
(29) SG 3592, f. 316 v°.
(30) R 44.707, f. 132.
(31) KAB 14.667, f. 11.
(32) KAB 14.652, p. 265.
(33) Kempeneers, 1999, p. 255.
(34) KAB 10802, f. 15 v°.
(35) R 44.714, nr. 96.
(36) Kempeneers, 1999, p. 74-77.
(37) KAB 1081, f. 9 v°.
(38) KAB 1050, p. 49.
(39) R 44.714, nr. 96.
(40) Ter Laan, 1949, p. 336-337.
(41) Kempeneers, Zoutleeuw. Verschijnt in 2003, met kadasterkaarten.
(42) Kempeneers, 1999, p. 669 en 846.
(43) KAB 14.649, f. 73 v°.
(44) KAB 3344, f. 8 v’ .
(45) SG 3876/1, nr. 24; met veel fouten vermeld bij Bets I, p. 89-90.
(46) KAB 968, 131.
(47) R 44.699, f. 54 v°.
(48) KAB 1080.
(49) KAB 3344, f. 12.
(50) KAB 14.618, f. 1 v°.
(51) KAB 1217, f. 167 v°.
(52) KAB 14.667, f. 13 v°.
(53) KAB 14.652, p. 243 en 473.
(54) KAB 982, 796.
(55) R 44.710, nr. 208.
(56) Opstadt, f. 10.
(57) KAB 985, 971.
(58) KAB 986, 989; en SG 3570, 14 nov. 1650.
(59) KAB 989, 1010.
(60) Opstadt, f. 14 en 16 v°.
(61) KAB 1214, f. 128 v° en 146
(62) KAB 1215, f. 243 v°.
(63) KAB 1216, f. 163 v°.
(64) KAB 1215, f. 265 en 265 v°.
(66) KAB 1218, f. 19 v°.
(66) KAB 14.652, p. 136.
(67) KAB 14.667, f. 20 v°.
(68) R 44.714, nr. 80.
(69) KAB 14.652, p. 151; zie ook KAB 1082, p. 7.
(70) R 44.714, nr. 80 en 147; zie ook SG 7447, nr. 23.
(71) Bets, II, p. 8 voetnoot 1.
(72) Opstadt, f. 14.
(73) KAB 1045, p. 57.
(74) KAB 14.652, p. 133.
(75) KAB 14.652, p. 151.
(76) SG 7447, f. 23.
(77) KAB 19.574.
(78) KAB 1053.
(79) SD 489, nr. 47.
(80) KAB 1045, inventaris Klerkenkapel.
(81) SG 7447, f. 8.
(82) SG 3593, f. 38 v°.
(83) KAB 1220, f. 307.
(84) KAB 14.652, p. 90.
(85) KAB 1084, f. 9 v°.
(86) SG 6537, nr. 16.
(87) KAB 14.652, p. 177.
(88) Bets I, p. 44.
(89) KAB 1053.
(90) De Leeuwenaer, 1888.
(91) KAB 14.652, p. 177 en 399.
(92) KAB 1220, f. 108 v° en 168.
(93) KAB 983, oud nummer 852.
(94) KAB 14.652, p. 135.
(95) KAB 14.667, f. 29 v°.
(96) KAB 14.652, p. 187.
(97) Liefk. p. 63, art. 13.
(98) KAB 3344, f. 68.
(99) KAB 1219, f. 31 v°.
(100) SG 7610, 49.
(101) KAB 1048, p. 27.
(102) KAB 1050, f. 10.
(103) KAB 14.652, p. 170.
(104) KAB 14.668, f. 8.
(105) KAB 1045, p. 60.
(106) SG 6537, f. 4.
(107) SG 3875.
(108) SG 3570.
(109) SG 3875 en 3876.
(110) KAB 1045, p. 99.
(111) Bets I, p. 50.
(112) Zie de uitgave van Gramaye door Souverijns, 1968, p. 127
(113) Opstadt, f. 17.
(114) SG 3786, f. 5.
(115) Opstadt, 1739.
(116) KAB 1045, p. 56.
(117) Bets I, p. 50.
(118) Dal 12/1, f. 36 v°.
(119) KAB 14.667, f. 28.
(120) KAB 1081, f. 4.
(121) KAB 1082, p. 15.
(122) Kempeneers, 1999, p. 764 met foto.
(123) Kempeneers, 1999, p. 433-435.
(124) KAB 1023, f. 6.
(125) KAB 3344, f. 8 v°.
(126) o.c., f. 66 v°.
(127) KAB 1023, f. 90 v°.
(128) KAB 982, 802.
(129) KAB 977, 576.
(130) KAB 10802, f. 7 v°.
(131) SG 3574.
(132) SG 6537, f. 2.
(133) Bets I, p. 42.
(134) KAB 1081, f. 7.
(135) KAB 1050, f. 13 v°.
(136) SG 6537, f. 2.
(137) KAB 986, nr. 1004.
(138) Kempeneers, Zoutleeuw, 2003.
(139) R 44.710, nr. 263.
(140) KAB 1081, f. 19.
(141) KAB 1050, f. 37 v°.
(142) KAB 14.652, p. 393.
(143) KAB 1045, p. 34.
(144) 0.C., p. 101.
(145) KAB 14.652, p. 207.
(146) KAB 982, 798.
(147) Kempeneers, 1999, p. 167.
(148) SG 3568.
(149) Bets I, p. 29.
(150) KAB 966, 22.
(151) R 44.699, f. 54 v°.
(152) KAB 1050, f. 60.
(153) R 44.714, nr. 263.
(154) R 44.715, nr. 263.
(155) KAB 1045, p. 4. 24 en 97.
(156) R 44.710, nr. 269.
(157) R 44.711, nr. 269.
(158) KAB 14.652, p. 172.
(159) R 44.715, nr. 269.
(160) SG 7610, 22.
(161) R 44.699, f. 52.
(162) KAB 3344, f. 12 v°.
(163) o.c., f. 67 v°
(164) R 44.707, f. 149.
(165) R 44.710, nr. 176.
(166) KAB 14.708, f. 69.
(167) R 44.711, nr. 176: R 44.714, nr. 176.
(168) KAB 14.652, p. 171.
(169) SG 3875.
(170) Opstadt, f. 15.
(171) SG 3876, renten.
(172) SG 3574.
(173) KAB 1080, f. 14.
(174) KAB 14.619.
(175) Kempeneers, 1999, p. 640-652.
(176) Helsen, 1934, p. 29.
(177) Vande Weghe, 1977, p. 233.
(178) Marynissen, 1996, p. 60.
(179) Boonen, 1981, p. 78.
(180) M. Sacra, herberg De Spiegel in: Toponymie van Londerzeel, Eigen Schoon en de Brabander, XVI, nr. 10 (1934), blz. 337.
(181) KAB 1218, f. 29.
(182) R 44.707, f. 135.
(183) KAB 1080, f. 13.
(184) KAB 14.619.
(185) KAB 1219, f. 32 en passim.
(186) KAB 991, p. 10-12.
(187) R 44.711, nr. 186.
(188) KAB 14.620, f. 163; KAB 1045. p. 34.
(189) KAB 976, oud nummer 539.
(190) R 44.707, f. 135.
(191) KAB 980, 743.
(192) KAB 14.619.
(193) KAB 14.667, f. 8 v°.
(194) KAB 1081, f. 6 v°.
(195) KAB 1045, p. 34.
(196) KAB 1216, f. 221 v°.
(197) KAB 14.667, f. 29.
(198) KAB 1948, p. 30.
(199) R 44.714, nr. 287.
(200) KAB 14.620, f. 111.
(201) KAB 1045, p. 19.
(202) KAB 1045, p. 21.
(203) Kempeneers, 1999, p. 664-665.
(204) R 44.714, nr. 296.
(205) Lief. f. 51-52, art. 9.
(206) KAB 1045, p. 39.
(207) KAB 1048, p. 27.
(208) SG 3570.
(209) KAB 1045, p. 56.
(210) Bets I, p. 202-205.
(211) KAB 971, 241.
(212) SG 3574.
(213) SG 7610, 13.
Dr. Paul Kempeneers.
Reacties zijn gesloten.