Technische fiche

In een dikke bundel van de rekenkamers nr. 12.683 staan onder andere rekeningen van 4 oktober 1552 tot kerstmis 1554. Hierin lees ik dat mijn naamgenote Elizabeth Kempeneers uit Kapellen in 1552 op de brandstapel werd gezet. De tekst staat op de folio 6 en verder op folio 16 verso en 17 recto. De bundel wordt bewaard in het rijksarchief in Brussel.

 

verbrandingElizabeth werd sterk verdacht van vaudooschap oft toúerije. Na een onderzoek op de pijnbank werd ze mitten brande geexecuteert. De vrouw was onvermogend en betaalde dus niets. Merkwaardig is het woord vaudooschap. Volgens Van Dale (uitgave 1999) werd het woord voodoo via het Engels, pas na 1950 in onze taal opgenomen. Voodoo zelf komt uit het Frans-Creools van Haïti. Mijn verbazing was groot, toen ik las dat vaudoo al 400 jaar eerder in Tienen werd gebruikt.
Voor de oplossing zorgde dr. H. Bovens uit Zutendaal. In het boek “De republiek tussen zee en vasteland” door Karel Davids, Marjolein ’t Hart, Henk Kleijer en Jan Lucassen (red.) worden op p. 153 twee gevallen van vaudooschap aangehaald. Tussen 1552 en 1554 was Margriete van de Waerden befaempt … van vaudooschap oft tooúerije. Margriete kocht haar vervolging af voor drie pond. In dezelfde periode werd Elizabeth Kempeneers wel voor de rechtbank gebracht en tot de brandstapel veroordeeld. Een eeuw vroeger, in 1459-1460, was in het Waals-Brabantse Nijvel al een vrouw als vaudoise ou sorcière verbannen. Vaudoise is niet alleen een vrouw uit Vaud, maar ook een vrouwelijk lid van de Waldenzen. De leden van deze religieuze beweging uit de middeleeuwen werden als ketters beschouwd. Het woord vaudooschap is te verstaan als vaudois-schap, dus als lidmaatschap van de Waldenzen.
Onder de rubriek “Andere uitgaven van kosten van justitiën” vernemen we interessante details over de terechtstelling. Deze had mogelijk plaats in Tienen, vermits Elizabeth werd vervoerd. De meier uit Tienen, jonker Jan van Lyminghem, liet Elizabeth Kempeneers in 1552 in Kapellen aanhouden, onder verdenking van toverij. Ze zat gedurende 28 dagen vast. De gevangenschap kostte 1 stuiver per dag, dus in totaal 28 stuivers.
De geldwaarden waren in onze streken in de 16de eeuw zeer ingewikkeld. In het archief van de familie Fourneau de Cruquembourg (RA Brussel, doos 474) staat de specificatie van de oude cijnspenningen beschreven. Een schelling Brabants had een waarde van 4 stuivers. Omgerekend kwamen 28 stuivers (voor 28 dagen gevangenschap) overeen met 7 schellingen Brabants.
De aanhouding kostte nog meer geld. De scherprechter of beul kreeg voor zijn verhoor op de pijnbank 1 schelling. Voor de koorden om Elizabeth vast te binden, betaalde men 9 deniers. Tijdens het eerste verhoor hield Elizabeth vol dat ze geen tovenares was. De scherprechter begon dus, samen met een andere persoon, een tweede verhoor en dat kostte nog eens 2 schellingen. Voor nieuwe koorden werden 9 deniers ingeschreven.
Voor de verbranding waren 100 mutsaarden of takkenbossen nodig en een hoop stro. Kostprijs: 6 schellingen voor de mutsaarden en 7 deniers en een obel voor het stro. Nogal cynisch is de uitgave van een kan Rijnse wijn (1 schelling).
Om Elizabeth alsnog tot het ware geloof te brengen, kreeg de biechtvader voor zijn onderwijs 3 schellingen. Ten slotte ging de beul tot de terechtstelling over. De onkosten bedroegen 12 schellingen en 6 deniers. De voerman die Elizabeth en het hout en stro had vervoerd, kreeg 2 schellingen. Een laatste post in de rekeningen werd geschrapt. De meier had zich met andere mannen verplaatst en vroeg voor deze dag vacatie een vergoeding. Deze werd echter geweigerd.

Tekst

Bron: Rijksarchief Brussel. Rekenkamers nr. 12.683, rekening van 4 oktober 1552 tot kerstmis 1554.

Van Elizabeth Kempeneers die befaempt [= door sterke geruchten als schuldig aangewezen] was van vaudooschap oft toúerije die welcke nae behoirlycke examinatien is mitten brande geexecuteert geweest ende mitds zij egheenen goeden en hadde [= vermits zij geen goederen bezat]. Alzoe hier – Nyet. (f. 6)

Ander vuytgeuen van costen van justicien. (f. 14v)

Van Elizabeth Kempeneers die welcke desen meyere [= Joncker Jan van Lyminghem meyer van Thienen] tot Cappellen heeft doen apprehenderen [aanhouden, vastzetten] mits dat zij befaempt was van tooúerye hier voer jnden ontfanck verclairt folio vj° [= hiervoor in de ontvangsten verklaard folio 6] die welcke gevangen geseten hadde xxviij [= 28] daegen tot j stuúer sdaighs [= 1 stuiver per dag] vz [= videlicet, namelijk, te weten] – vij s(chellingen) gro(ot). (f. 16v)
Den scerper Richter [= scherprichter, beul] die de voirschreúen Elizabeth stelde ter scerper examinatien [= verhoor op de pijnbank] – 1 s gro.
Voer die coerden totten selúen – ix d(enier) gro(ot).
Noch betaelt den voirschreúen scerprichter ende noch een ander zyn hulper voere de tweede scerpe examinatien midts zy deerste reyse [= de eerste keer] nyet bekinnen en wilde [= niet wilde bekennen]. Alzoe hier – ij s gro.
Voer die coerden totten selúer – ix d gro. (f. 17)
Voere hondert mutsaerden [= takkenbos voor de brandstapel] om de voirschreúen Elizabeth te verbranden – vj s gro.
Voer een hoope stroye – vij d ob gr.
Voer een kanne Rinsche wijn – 1 s.
Den biechtvader die de voirschreúen Elizabeth onderwesen hebben ende tot god gekeert, betaelt – iij s gro.
Den scerprichter om den selúen tooúerersse [= tovenares] texecuteren mitten branden [= met de brand] – xij s vj d gr.
Den voerman die de voirschreúen Elizabeth ende thout [= het hout voor de brandstapel] en stroo aen tgherichte [= plaats der terechtstelling] gevuert heeft [= gevoerd heeft] – ij s gro.
Dese meyere van dat hij mit dander goeden mannen ter justicien [= naar de plaats van de terechtstelling] js gereyst doen [= toen] men den voirschreúen Elizabeth executeerden, daerom hier eenen dach vacatie [= de tijd gedurende dewelke de meier aanwezig was bij de terechtstelling] tot twee Rinsgulden sdaighs vz – x s gro. [Deze post is geschrapt. In de rand staat: geroyeert als voer).

Dr. P. Kempeneers.
25 september 2009.