Het hele verweerschrift uit het privé-archief van dr. H. Jacobs (zie vorige sprokkel) gaat eigenlijk over Dionys van den Berghe, die zich in zijn grafschrift “Nobilis vir” had genoemd. Dit opschrift toonde de “valsheyt van het monument” en diende voor de soevereinde raad van Brabant als voorbeeld “van de confusie die van alle tyden tot Thienen heeft plaetse gehadt in de Materie Heraldique”. Afgezien van de aanklacht vertelt het lijvige dossier ons veel over de afkomst van de familie Vanden Berghe. Zo was een zekere Dionijs vanden Berghe getrouwd met Heilwig van Binckem, dochter van Jan van Binckem. Hij overleed in 1540. Een zoon van Dionijs, Huybrecht vanden Berghe, komt in de stadsrekeningen van 1545 voor als opvolger van Hendrick van Winde, een brouwer en herbergier in de bekende afspanning het Hert in Tienen. Vanden Berghe kon zich niet beroepen op een adellijke afkomst. Het conflict over de adeldom van Vanden Berghe sleepte al lang aan. Reeds in 1709 had de wapenkoning Anthoen Ignace Jaerens een klacht ingediend bij de Raad van Brabant over het feit dat de secretaris van de stad Tienen, Henricus Germanus vanden Berghe, zich “joncker” liet noemen. Dit feit was een inbreuk op het “Placaert heraldicq”, uitgegeven op 14 december 1616. Bekende Tienenaars, 28 in totaal, legden getuigenissen af over het adellijk gedrag van Germanus Vanden Berghe en zijn vader. Ze konden de wapenkoning niet overtuigen. Pas in 1822 mocht Paul Frans Lodewijk vanden Berghe de Binckum, geboren in Tienen in 1770, zich officieel ridder noemen.

Dr. P. Kempeneers.

Verschenen in de Publipers op woensdag 16 februari 2011.