Zoeken naar je voorouders is een prettige, maar tijdrovende bezigheid. Meestal zoekt de genealoog naar één bepaalde familie. Voor Tienen ben ik eens gaan neuzen in de doopregisters van 1708 tot 1738. Het geeft ons een beeld van de Tienenaars die 300 jaar geleden in onze stad rondliepen. De gewone stervelingen, maar ook de kinderen uit begoede families zoals Landeloos, Baerts, De Wijth, Van den Berghe, Taijmans, enz. Deze kinderen kregen als peter een belangrijk persoon, die de pastoor met superlatieven bedacht zoals expertissimus en amplissimus.

baptism-picture.jpg

Gedurende deze 31 jaren werden 4564 kinderen gedoopt: 2306 jongens en 2258 meisjes. Hiervan waren er 89 onwettig: 50 jongens en 39 meisjes. Gewoonlijk verklapten de zwangere vrouwen de naam van de vader tijdens de barensweeën. In de registers staan namen die we niet meer kennen. Op 13 juli 1717 werd Petrus Pissi gedoopt als zoon van Franciscus Pissi en Joanna Van der Linden. Eigenaardig is ook Tegenstrijdt. Op 23 september 1730 werd Paulus Gregorius gedoopt, als zoon van Gregorius Tegenstrijdt en Anna Du Bois. De bekende Hyacinth uit de TV-reeks “Schone schijn” had in Tienen al voorouders in 1736. Op 4 januari was ene Anna Catharina Bocquet de meter van Anna Catharina De Keijser.

Wie door ketters gedoopt was, bij voorbeeld door een protestantse dominee, moest eerst gezuiverd worden, alvorens op katholieke wijze het doopsel te kunnen ontvangen. Het overkwam Anna Maria De Balandrin. Ze werd op 18 maart 1726 gedoopt “onder voorwaarde”, omdat zij voorheen in Delft in Nederland door een “ketterse bedienaar” gedoopt was. Petrus Flamin was geboren in Jeruzalem als zoon van Turkse ouders. De pastoor zwoer eerst de “Mohammedaanse sekte” plechtig af en doopte dan het kind op 21 april 1726.

Gedurende de genoemde 31 jaren werden in Tienen 48 tweelingen geboren. Interessant is natuurlijk een drieling. Deze kwam ter wereld op 7 februari 1737 met de namen Maria Anna, Martinus en Michael Van der Weijen. Verder vond ik nog 25 vondelingen: 15 jongens en 10 meisjes. Soms staan ze enkel met een voornaam vermeld. Er zijn er ook vijf met een familienaam die verwijst naar de vindplaats. Emanuel Poortmans, op 21 februari 1738 gedoopt onder voorwaarde, werd gevonden bij de poort van het Tiense Begijnhof. Bedoeld wordt het verdwenen Begijnhof in de Bostsestraat bij de afgebrande Paterskerk. Joannes Baptista Van de Vesten, gedoopt op 24 juni 1737, was te vondeling gelegd op de vesten, in het Latijn: “expositus in maenibus”. Ludovicus Van der Schueren, gedoopt op 25 januari 1736, werd gevonden aan de Hoegaardse Poort naast een schuur. Sijbilla Van Steen werd op 15 mei 1737 gedoopt onder voorwaarde. Ze was te vondeling gelegd bij de kapel van de Vrouwe Maagd ten Steen, in het Latijn: “exposita prope sacellum Dominae Virginis ad lapidem”. Bedoeld wordt de kapel van Onze-Lieve-Vrouw ten Steen in Grimde. Joannes Vankerckhoven ten slotte kreeg het doopsel op 16 juni 1730. Als meter trad Sijbilla Addas op. Deze was in die tijd een zeer bekende vroedvrouw. Joannes werd op het kerkhof gevonden. In 1730 lag het kerkhof, bekend als het Hoog Kerkhof, naast de Sint- Germeinskerk. Drie trappen leidden vroeger naar dit kerkhof: de huidige Trapstraat, het Vrijthof en de Lange Trappen. De Lange Trappen aan de Wolmarkt verdwenen na de ruzie met Karel Verlat die op deze plaats huizen bouwde. Het verhaal is bij de stadsgidsen bekend door het Latijnse vers in de gevel.

Ten slotte nog een speciaal geval. In een schrikkeljaar kon een kind geboren worden op 29 februari. Ik vond er 4. Joannes Hubertus Vouwé (1708), Joannes Norbertus Govaerts (1712), Martina Withoffen (1724), en Lambert Mattias (1728).

Dr. P. Kempeneers.

Verschenen in verkorte vorm in de Publipers op woensdag 16 november 2011.