Wie een vreemde naam heeft, denkt al vlug dat hij van een soldaat uit het buitenland afstamt. Stamboomonderzoekers weten wel beter.

Vreemd is wel een naam als De la Bastita. Hij komt al vroeg in Aarschot voor als naam van een Italiaan, zoals ik in mijn boek over Aarschot heb aangetoond. Voor andere vreemde namen moeten we het dichter bij huis zoeken. In dit artikel ga ik wat dieper in op enkele namen uit de provincie Luik.

Edgard Renard beschreef in “Notes d’anthroponymie liégeoise” de herkomst van honderden soms eigenaardige vormen, verzameld uit de telefoongids en andere bronnen uit de provincie (zie Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie, 1952). Heel wat van deze namen zijn thans ook in andere provincies bekend.

Wathelet is een verkleinwoord van Waltier. Door aferesis (klemtoon op de tweede e) wordt de afkomst van een naam al eens minder doorzichtig. Aferesis betekent het wegvallen van een klank in het begin van een woord. Zo werd Robinet verkort tot Binet, een vleivorm op -inet van een bert-naam. Kinon ontstond door aferesis uit bv. Jacquinon. Moniquet is een vleivorm van de voornaam Simon, en Massa of Massart is een vleivorm van Thomas. Een Johannes Massart kwam al in 1354 in Tienen voor.

bedevaart

Een groot aantal namen zijn nog volledig verklaarbaar. Denken we aan Bonjean (Goede Jan) of Grosjean (Grote Jan), Lebeau of Lebel (De Mooie), Lhomme (te vergelijken met De Man), Naveau (verkleinwoord van navet met de betekenis raap, dus een raapverkoper), Pellegrin (reiziger, vreemdeling, soms in verband gebracht met een verplichte bedevaart als straf), Randaxhe en de bij ons bekende variant Rondas (uit het Luikerwaals randahe met de betekenis potig, krachtig, robuust), te vergelijken met Vigreux of Vigoureux (de krachtige).

Andere namen zijn minder doorzichtig zoals Lebegge (bijnaam voor een stotteraar of broddelaar), Demoitié uit Delmoitié (de helft, voorbeeld een pachter van een half hof of halve hoeve), Froidcoeur (iemand met een koel hart, of met verkeerde interpretatie van coeur in plaats van cour, dus iemand van een koel hof), Malcorps (op het eerste zicht met de betekenis iemand met een mismaakt lichaam, maar waarschijnlijker een vervorming van Macor, afgeleid van een Germaanse voornaam zoals Markward).

Veel Luikse namen zijn afkomstig van een uithangbord of een beroep. Voorbeelden zijn Lecocq (De Haan), Dusoleil (afkomstig van een herberg Au Soleil d’or), Lerut (een Waalse aanpassing van de Nederlandse naam De Ruyter), Graindor (letterlijk goudgewicht, beroepsnaam van een goudsmid), Blanpain uit Blancpain (de verkoper van wit brood), Marteau (hamer, bijnaam voor een smid).

Dr. P. Kempeneers.

Verschenen in verkorte vorm in de Publipers op woensdag 14 maart 2012.