De schepengriffie nummer 5306 (rijksarchief Leuven) bevat enkele bundels “varia”. Eén bladzijde bevat een verklaring van Jan Anthonius Copia, een inwoner uit Tienen, 28 jaar oud. Deze werkte in Vertrijk, waar hij vis hielp verkopen bij Mattheus Maes, de broeder van Adrianus Maes. De declaratie is in hoogdravend ambtelijk Nederlands opgesteld. Toch komt ze grappig over. Copia verklaarde zonder “enige de minste inductie, simulatie nochte persuatie van iemand, dan enckelyck in faveur van justitie ende ter requisitie van Gertrudis van Autgaerden, dochter van Joannes, waerachtigh te wezen”, hetgeen volgt. Jan Anthoon kwam alle weken vis helpen verkopen, zo ook drie à vier weken na Sint-Maria Magdalena dag (dit is 22 juli) 1782. Gertrudis had een herberg en daar ging Jan wat drinken. Terwijl hij in de herberg zat, kwam Adrianus Maes binnen. Er waren veel koetsen in de Hert binnengekomen. Adrianus zei dat hij die nacht niet geslapen had. Ondertussen vroeg hij zijn pijp om te roken. Hij legde daarna zijn pijp neer en ging samen met Gertrudis naar de tuin van de herberg. Copia zag hen beiden binnengaan in de “commoditeit”. Dit laatste is een deftig woord voor een toilet of een huisje.

Toilet

Drie à vier minuten later kwamen beiden weer uit het toilet. Jan zag dat ze “gefatigeert ende heel verbaerst” waren (anders gezegd: vermoeid en verbouwereerd!). Bovendien lag de broek van Adrianus Maes op zijn knieën. Ook verklaarde Jan Copia dat de genoemde Maes bij het binnengaan de deur van de commoditeit had gesloten. Tja, zulke toestanden laten meer vermoeden. Copia vond echter, dat het “redelyck ende christelyck” was, om deze ware feiten te verkondigen. Ook zou hij later, zo dikwijls als nodig, dezelfde feiten onder eed bevestigen. Zijn verklaring werd genoteerd op 2 juli 1783. Vermits hij niet kon schrijven, tekende hij zoals gebruikelijk met een kruis.

Dr. P. Kempeneers.

Verschenen in de Publipers op woensdag 21 oktober 2012.