Op 6 oktober 1710 verkocht vrouwe Catharina Bosch, weduwe van sieur Dominicus de Kerpen, de vrijheerlijkheid van Vertrijk en Kwabeek aan Joseph Goupy. Het overgebleven kasteel is thans in gebruik als gemeentehuis van Boutersem (Neervelpsestraat 11). Goupy was niet van adel. Het gemeentebestuur van Vertrijk was van oordeel, dat de nieuwe kasteelheer op zijn eigendommen belasting moest betalen. De discussie leidde tot een langdurig proces.
In 1724 stelde de kasteelheer een tekst op, die de oude rechten op vrijstelling moest illustreren. Het document kreeg als titel “Deduction pour Mr Joseph Goupy, Ecuyer Seigneur de Vertreyck & Quabeeck, Impetrant, contre Les Regens de Vertreyck, Adjournés”. Dit is een Bewijsvoering, in 1724 gedrukt op 44 bladzijden (zie RA Leuven, schepengriffies 5305). Naast de geschiedkundige gegevens over het Kasteel en het Pachthof van Kwabeek is de Deduction interessant voor genealogen. Er komen namelijk verscheidene getuigen in voor, waarover we via parochieregisters niets vernemen.
Vier mensen getuigden in Tienen op 19 en 20 oktober 1660 ten voordele van Octavio Gasparini, de toenmalige kasteelheer. Mathys de Jonghe woonde in Oorbeek en was ongeveer 70 jaar oud (hij werd dus rond 1590 geboren). Hij getuigde dat het Kasteel, de Kwabeekmolen en het Pachthof altijd vrij waren geweest van “beden, subsidien, logeringe van soldaeten, ende andere dorpslasten”. Mathys zelf kon het weten, vermits hij 45 jaar in Vertrijk had gewoond. De tweede getuige was Olivier vander Laenen, inwoner van Tienen, ongeveer 86 jaar oud (dus geboren rond 1574). Hij had 60 jaar in Vertrijk gewoond. Willem Sille, wonende in Meldert, ongeveer 90 jaar oud (° ca. 1570), had vanaf zijn 15de jaar gedurende 12 jaar als paardenknecht gewerkt voor Cornelio Gasparini. Jean Botson, inwoner van Tienen, ongeveer 40 jaar oud (° ca. 1620), en broeder van Noë Botson, getuigde dat zijn vader molenaar was geweest op het kasteel van Kwabeek. Hijzelf had bij zijn vader gedurende 9 jaren in de molen gewoond.
Op 11 mei 1668 getuigden 8 personen in Leuven voor Octavio Gasparini. Jan van Laer, meier en schepen van het naburige dorp Willebringen, ongeveer 77 jaar oud, verklaarde te zijn geboren in Vertrijk (ca. 1591). Hij was er enige jaren meier en schepen, en verklaarde dat de goederen van Gasparini altijd vrij van belastingen waren geweest. De tweede getuige was Lenaert Meeux, inwoner van Willebringen, oud ongeveer 75 jaar (° ca. 1593). Hij woonde 30 jaar als pachter in Willebringen en 15 jaar als pachter in Vertrijk in de hoeve van de Grote Heilige Geest van Leuven. Tevens was hij drie jaar dorpsmeester. Getuige 3 was Jan Smidts, inwoner en schepen van Neervelp, ongeveer 80 jaar oud (° ca. 1588). Hij woonde 12 jaar als pachter op het Hof van Looffort in Vertrijk en was ook kerkmeester. Mathys de Jonghe van Oorbeek, de vierde getuige, was al in 1660 aan het woord gekomen. In 1668 was hij ongeveer 80 jaar oud. De drie andere getuigen van 1660 waren intussen overleden. Getuige 5: Jan Hendricks, ongeveer 50 jaar oud (° ca. 1618), stond in dienst van de Draperie in Tienen. Hij was 18 jaar schepen van Vertrijk geweest. Hendrick Vranx, portier in Leuven, ongeveer 63 jaar oud, getuige 6, was in Vertrijk geboren (° ca. 1607). Jan Portons, getuige 7, ongeveer 66 jaar oud (° ca. 1602), woonde als werkman in Neervelp. Gedurende 2 jaar was hij paardenknecht van Lenaert Mieux (hoger genoemd). Ten slotte kwam als 8ste getuige Jan Marcon, ongeveer 46 jaar oud (° ca. 1622). Hij was schrijnwerker en woonde in Muylstede. Dit is niet Molenstede bij Diest zoals ik overal verkeerd lees, maar de naam van de heerlijkheid die ressorteerde onder Neervelp.
Dr. P. Kempeneers.