Bij het lezen van de Chronijck Van Nederlant door Jan Jakinet, kopieerde ik het gedeelte over de verwoesting van Tienen (9 juni 1635). De uittreksels, gepubliceerd door Jan Wauters in zijn Bijdragen tot de geschiedenis van Tienen (1962, 35 e.v.), verwijzen wel naar dit handschrift in de Koninklijke Bibliotheek, maar komen in werkelijkheid overeen met de tekst, gepubliceerd door De Ridder in Bijdragen tot de geschiedenis van het aloude hertogdom Brabant (1931, 260 e.v.). Deze kopie verschilt grondig van de tekst in Brussel. Het origineel dat De Ridder gebruikte, bevindt zich in het klooster van de Minderbroeders te Sint-Truiden. In de oorspronkelijke tekst van Jakinet komt een tragikomisch verhaal voor over het huis Negeroni.

Het huis van Negeroni stond in de Ark van Noëstraat op H 92 met de boomgaard H 84, als opvolging van het Huis van den Steene. Negeroni was geboortig van Genua in Italië. Dit huis stond op 19 meter van de straat af en werd na 1834 afgebroken. Op de hoek van de Ark van Noëstraat en de Veldbornestraat stond tot in 1958 een bouwvallig huis, dat door verscheidene historici verward werd met het verdwenen huis van Negeroni. De Provincie Brabant kocht het hoekhuis in 1958 en bouwde er een gymnastiekzaal op voor de Provinciale Normaalschool. In het huis stak een stenen kanonbal. Bij de afbraak kwam deze bal vrij. Oud-archivaris Paul Dewalhens bewaarde hem sedertdien op zijn bureau op het stadhuis.

Ik herschreef de tekst van Jakinet in hedendaags Nederlands.

2007-12-15 -- Org -- Jan Jakinet kaart
“Bij het innemen der stad Tienen had Jonker Negeroni (of Negrona) en Juffrouw Backs, zijn huisvrouw, met hun kinderen te voren de stad en hun huis verlaten. Ze waren naar Leuven gevloden en hadden hun kamenier alleen in het huis achtergelaten. Toen nu de stad ingenomen was, kwamen er twee Hollandse jonge soldaten het huis binnen. Ze vonden de kamenier in de boomgaard. Aangezien ze een mooie brunette was, verzochten ze haar te kussen met vriendschap. Hiertegen echter verzette ze zich om haar eer te bewaren. Tevergeefs worstelde ze tegen de twee soldaten. Dezen kregen ze aan een boom, al staande. De ene vatte haar armen van achter om de boom, terwijI de andere met haar zijn wil heeft gedaan. Daarna deed de eerste op zijn beurt het Venusspel. Maria Juliano was een soldatendochter. Haar vader was foerier van de compagnie van Don Ian de Valasco. Welnu, deze Maria maakte grote lamentatie over het verliezen van haar maagdom, zodat de twee gasten bewogen werden met medelijden en tegen elkander zegden, dat ze kwalijk hadden gedaan. Ze zegden zelfs tegen haar, dat ze naar believen één van hun beiden als man mocht kiezen om met haar te trouwen. Beiden gingen akkoord, wie ze ook zou nemen. Eindelijk koos ze één als haar man en dadelijk wensten ze mekaar hierover veel geluk toe. Ze gingen het huis in en aten en dronken vrolijk samen, voor zover dat de tijd bij zulke gelegenheid ze dat toeliet. Het kwaadste dat ze toen deed, was dat ze, toen ze met haar aangenomen man alleen was, al het zilverwerk uithaalde en wegnam, dat haar meester en juffrouw in het huis verborgen hadden, omdat zij wel wist waar het lag. Als de Hollanders Tienen verlieten, nam zij haar koffertje met haar verborgen schat en trok er met haar man vandoor, samen met het Hollands leger. Later heeft men van haar niets meer gehoord. Dit voorbeeld mag dienen voor alle mensen, dat ze hun dienstboden niet te veel zouden toevertrouwen, waar ze hun schatten wegbergen. Wel is het waar, dat de kamenier ook alle reden had om zich te beklagen, omdat ze haar alleen in het huis hadden achtergelaten.”

Dr. Paul Kempeneers. Verschenen op de website op 15 juni 2013.