Het meest verspreide woord voor een waterloop is beek. Het is een afslijting van het Germaanse woord baki.
Dank zij het Indogermaans woordenboek van Pokorny kunnen we verder in de tijd teruggaan. Lang voor de geboorte van Christus kunnen we het woord beek reconstrueren als *bhogi, dat “vlietend water” betekende.
De o werd in het Germaans a. De uitgang i zorgde voor een umlaut. Stel u even een fonetische driehoek voor. Vooraan zetten we van boven naar onder: i, e, a.
Wie rond de jaren 700 van onze tijdrekening het woord baki uitsprak, zette zijn tong (onder invloed van de i die nog moest komen) al wat hoger in de mond. Het resultaat was niet meer baki, maar eerder beki.
Duitse taalgeleerden vonden er wat op, om deze uitspraak duidelijk te maken. Ze schreven een a met hierboven een e. Deze e evolueerde tot 2 streepjes of puntjes, ons zogenaamd umlauts-teken.
Na de kruistochten spraken onze voorouders beki uit met een verdofte i. Zo schreef men het ook: beke, terwijl de e in de eerste lettergreep verlengd werd. Het ziet er allemaal ingewikkeld uit, maar zo gebeurde het ook.
Romaanssprekenden namen het Germaanse woord baki of beke over. In Franse of Waalse mond evolueerde dit woord in plaatsnamen op een eigen wijze.
Zo kennen we nu de plaatsnamen Corbais en Orbais. De a in de tweede lettergreep verwijst naar een ontlening vóór het jaar 700, dus toen de umlaut nog niet gewerkt had.
Namen als Flobecq en Tubise wijzen daarentegen op een latere ontlening van het Germaanse woord.
Specialer nog is de naam Geetbets. Bets is een geromaniseerde vorm van Bece. Geetbets betekent woning op de beek. Geet werd toegevoegd om dit Bets te onderscheiden van Walsbets bij Landen.