Woorden slijten af. Dat Aa een verkorte riviernaam is, wil ik even uitleggen. Daarom vertrekken we van het Oudgermaans ahwo (met lange o) dat waterloop betekent. Het beantwoordt aan het Latijn aqua.
Germaans ahwo sleet af tot Oudnederlands aha, Gotisch ahva, Oudfries a en e, Angelsaksisch ea. Van deze etymologie moeten de schrijvers zich in de 12de eeuw nog bewust geweest zijn. Dit blijkt uit de persoonsnaam Ghisla de Ag, waarop de toevoeging volgt “sive Aqua”. Anders gezegd: Ag wil zeggen aqua “water”.
Het woord A of Aa komt voor in samengestelde plaatsnamen als Breda, verkort uit “Brede Aa”, of Gouda uit Gold-a “het goudkleurige water”.
Het komt ook voor als benaming van een aantal kleinere rivieren. Vroeger was Aa bekend als een beek in Anderlecht en Leuven. In de Kempen is Aa nog een bestaande naam voor een rivier.
Van Gorp merkte in 1936 op, dat de Aa in de volksmond als Aach werd uitgesproken. Hij vermeldt voor Lichtaart in de provincie Antwerpen in 1765 d’aegh eersel. Eersel is een schrale weide en aegh is gewoon water of beek. Het is dus de schrale weide aan de Aa, waarmee de Kleine Nete werd bedoeld.
Voor Tielen vermeldt Van Gorp in 1651 d’aechhoeve, dit is de hoeve bij de Aa. Hieruit blijkt dat Aa of Aach de waarde had van een gewone soortnaam met de betekenis “waterloop, beek, rivier”.
Het Aa-hydroniem is het sterkst vertegenwoordigd in het bekken van de beide Neten. Ee heeft dezelfde etymologie en is gewoon in het kustgebied. Zo kennen we de badplaats Bredene, uit Germaans braidan-ee. Braidan is de datief enkelvoud van braida. Zo komen we na afslijting aan Bredene, “het brede water”.