Op 1 september 1729 onderzocht chirurgijn Henrick Tielens een dode vrouw. Zij was de echtgenote van Lindekens uit Oplinter. Volgens het onderzoek was ze verdronken in de Gete. Bron: Schepengriffies 5215 (RA Leuven).

Tekst

Op heden desen eersten september 1722 hebben J. van Linthere ende Anthoen Trullens, Schepenen der heerlijckheijt van Neerlinter, beneffens meester Henrick Tielens chirurgijn van sijnen stiele, ter instantie van Sieur Richard van Cruijwinckel meijer der voorschreven heerelijckheijdt, ons getransporteert op de reviere genoemt de geete loopende door den voorschreven dorpe op het rapport aenden voorschreven meijer gedaen, dat jnde voorschreven was liggende een vrouwen doodt lichaem welck lichaem in onse presentie door den voorschreven chirurgeijn gevisiteert sijnde, heeft ons verclaert dat hij aent selve geene de minste contusie oft quetsuere en heeft bevonden dan dat de selve was verdroncken soo ende gelijck het selve aen ons is geblecken, alswanner is gecomen Sieur Lindekens jngesetenen van oplinter den welcken ons verclaerde de selve te wesen sijne huijsvrouwe die hij van sondagh te voren, wesende den 28en augustij lest leden hadden gemist. T’oirconden hebben wij dese door onsen secretaris laeten teeckenen.

(Getekend) A. vanden Berghe Secretaris.