Technische fiche
De “overbrenghinghe” van 5 maart 1686 staat in het handschrift nummer 543 van dr. Hans Jacobs in Tienen. Dit is uitgevoerd volgens het plakkaat van 2 januari 1680. Het bevat interessante informatie over Eliksem, onder andere over de oppervlakte van akkerland en weiden, het aantal huizen, de nog bestaande Koningsmolen, door secretaris J.B. Festraets. Het kasteel was in 1686 al verdwenen. Het afschrift is geschreven door secretaris J.F. Wouters in 1745.
Tekst
Overbrenghinghe gedaen in executie van Sijne Maiesteijt: Placcaerten voor die van den dorpe van Elissem van den 2 Ianuarij van den iaere 1680.
Op den vijfden Martii 1686.
De weth van Elissem vergaedert sijnde ter instantie van D’heere Schotti hooffmeijer heeft genoempt Herman Uijttebroeck, ende Willem Coenen schepenen, oft bedesetters, Daniel Sevenants thiende gangher, ende Festraets secretaris oft greffier tot uijt werckinghe van de devoiren geprescribeert bij de placcaerten gemaeckt nopende t’overbrenghen van alle goederen deser prochie geene uijtgesondert, soo in quantiteijt, ende qualiteijt, als in de wierde, ende renderinghe gelijck oock in de neringhe, ende bedrijff ter interventie van sieur van Cauthem meijer van Hacquendover, ende G. Persoons meijer van Esemael wesende naeste gelegene plaetsen van onse prochie in handen van welcken sij hebben gepresteert den behoorelijcken eedt.
Ende de selve belast sijnde te doen den eedt geprescribeert bij den derden articulo van het placcaert van den 2 januarij 1680 hebben gesworen in onse handen, dat sij alle mogelijcken diligentie sullen doen om te geraecken tot een getrauw, ende waerachtigh rapport van alle de voorschreven goederen ende dat sij hun dienaengaende sullen quijten volgens den iever die den dienst van sijne Majesteijt is verheijsschende.
Tot welcke effecte sij hun hebben doen in handen stellen allen de chassereelen, mitsgaders de registers der thiende beneffens de gene der settinghen gedaen soo over personele als reele (= verbogen vorm van reëel) lasten, ende alle andere pampieren, registers, ende notitien uijt de welcke sij hebben geoordeelt te connen achterhaelt worden de quantiteijt van de selve goederen.
Ende naer neerstigh ondersoeck van alles hebben bevonden dat hunne prochie bestaet in de quantiteijdt van hondert seventhien boenderen acht roijen naer advenant van achthien voeten in de roede. [In de rand staat: Bund: Roij: 117 = 8 = 0].
Dat daer onder sijn een hondert een boender seventhien roijen acker landt, vijffthien boender elff roijen weijde, geen boenderen bosch, geen boenderen vijvers, geen boenderen heijde. [In de rand: 101 = 17 = 0 lant; 15 = 11 weijde].
Dat daer onder sijn 36 boenderen derthien roijen, en halff geamortiseerde goederen, achthien groodt roijen en halff Leengoederen, negenensestigh boenderen vijff roijen en halff cheijns goederen. [In de rand: 36 = 13 = 10; 0 = 18 = 10; 69 = 5 = 10].
Dat vrijdomme gepretendeert wordt van vijff boenderen vier roijen bij den heere pastoir.
Uijt redene den heere pastoir seght sijne competentie niet te hebben.
Dat alle de voorschreven goederen bestaen in de partijen, ende toebehoorende aen de persoonen uijtgedruckt in het cohier hier gevueght sub Littra A: in het welck oock sijn gedesigneert de paelen, ende regenoten.
Dat de thiende gelicht wordt in onse prochie over gelt.
Ende bestaet in hondert twintigh guldens jaerelijckx competerende den heere prelaet van vlierbeeck wordt bij den heere pastoir ghehauden.
Dat in onse prochie sijn geen pachthoven, vierthien huijsen, eenen waetermolen die sesthien maenden ledigh heeft gelegen, wintmolens geen, cheijlputten geen.
Dat de forme van settinghe die geploghen is geweest, ende noch wordt in onse prochie is ten regarde van het reel op de landen, koijen, hooffden etcetera.
Ende ten regarde vant’ personeel wordt ieder koije gestelt op 15 stuyvers ieder hooft, ende ieder boender van de ingesetenen alleen op vijffthien stuyvers.
Soo dat eenen personelen van hondert guldens gevonden, ende gequotiseert wordt op als voor.
Ende eenen reelen oft van gelijcke somme op de binnen, ende buijten landen, ende bempden.
In der vuegen dat daer uijt compt te blijcken dat daer mede belast sijn landen, koijen, ende hooft gelt.
Ende daer van vrij, ende exempt ghehauden sijn geweest seven boender sesse roijen en halff van den heere pastoir. [In de rand: vrijdom voor dheere pastoir 7 = 6 = 10].
Dat in onsen dorpe sijn 41 communicanten.
Dat 12 huijsen bewoont worden bij den armen levende van den H: Geest oft onsekere almoessen,
Dat in ieder huijs sijn woonende 2 ende 3 huijsgesin in een huijs.
Dat aen d’ingesetenen toebehooren in proprietijt sesse boenderen acht roijen landts, bosschen geen, vijvers geen, heijden oft moeren geen.
Ende aen de affgeseten 27 boenderen landt, twee boenderen acht roijen weijde, bosch geen, vijvers geen, heijde oft moeren geen.
Dat d’ingesetenen in huere sijn haudende 68 boenderen landt, 13 boenderen acht roijen weijde, boschen geen, vijvers geen.
Dat in desen dorpe worden affgedreven sevenentwintigh boenderen landt, twee boender acht roijen weijde, boschen geen, vijvers geen, heijde geen.
Dat elck boender landt is geseth geweest ende alnoch geseth wordt in ende tot verhael van elck halff jaer ordinaris bede respectievelijck Sint Jan, ende kersmisse verscheijnende thien stuyvers: weijde thien stuyvers, vijvers geen, bosch geen, heijde geen.
Dat de affgesetenen in de selve bede gelden, ende betaelen van ieder boender thien stuyvers.
Dat in onsen dorpe vogelweijde ende ongecultiveert liggen geen boenderen.
Dat uijt de hoeven begrepen in den cohier gaen twee ploegen ten advenante van thien boenderen ten Aert, ende soude overschieten acht boenderen.
Dat in onsen dorpe sijn negenthien peerden, twee veulens, drijentwintigh koijen, twee runders.
Dat in onsen dorpe sijn een cuddeken schaepen toebehoorende aen Hans Joris De Wolffs van sestigh.
Datter sijn geen casteelen, datter sijn geen cloosters, geen gasthuijsen.
Dat in onsen dorpe sijn geen boenderen gemijnte den selven dorpe int geheel toebehoorende, ende … (niet ingevuld) boenderen daer d’ingesetenen van den selven alleenelijck recht hebben van te pastureren naer de ierste snede.
Dijensvolgens is door onsen gecommitteerde geprocedeert tot eene rechtveerdighe schattinghe ende estimatie van de proprieteijt van de voorschreven goederen.
Ende is de proprieteijt van de acker landen d’een boender door d’ander genoemen geschat op hondert vijffentwintigh guldens.
De tochte, inkomen, oft jaerelijcxsche renderinghe ter somme van vijff halster het boender.
De proprietijt van de bempden, oft weijden d’een, door d’ander genomen ter somme van twee hondert guldens.
De jaerelijcxsche renderinghe ter somme van seven guldens.
De proprieteijt van de bosschen ter somme van geen.
De jaerelijcxsche renderinghe ter somme van nichil.
De proprieteijt van de vijvers ter somme van geen.
De jaerelijcxsche renderinghe ter somme van Nichil.
De proprietijt van de heijden ende mouren geen.
De jaerelijcxsche renderinghe ter somme van Nichil.
De proprieteijt van de Thiende ter somme van – 2500 = 0 = 0.
De jaerelijcxsche renderinghe ter somme van – 120 = 0 = 0.
De proprieteijt van de huijsen is geestimeert ieder in het cohier hier boven vermelt beloopende het saemen ter somme van duijsent acht hondert twintigh guldens.
De jaerelijcxsche renderinghe bij het selve cohier ter somme van sessennegentigh guldens.
De molens in proprieteijt ter somme van – 4000 = 0 = 0.
De jaerelijcxsche renderinghe ter somme van 288 halsteren coren.
Dat in onse prochie sijn geen brauwerijen, herbergen van wijnigh trafficq, geen winckels, geen persoonen doende trafficq, oft neringhe.
Dat de beganckenisse van onse gemijnte jaerelijckx wordt geestimeert ter somme van geen.
Aldus gedaen t’onser vergaederinghe gehauden den vijffden martij duijsent seshondert sesentachentigh. Onder stont toirconde, ende was onderteeckent J:B: Festraets secretaris.
Ita est J.F. Wouters secretaris, 1745.
Reacties zijn gesloten.