In 1788 waren er veel klachten in Laar en Neerwinden. Sedert enkele jaren kwamen hier vremdelingen wonen zonder enige cautie of waarborg voor de Tafel van de Armen. Het aantal armen steeg zodanig, dat er geen geld meer was om alle behoeftige personen te onderhouden. In beide dorpen veroorzaakten de vreemdelingen veele ongeregeltheden ende excessen, soo van dieverijen der graenen ende vruchten. De meier en regeerders van beide dorpen vroegen aan de Soevereine Raad in Brussel om een reglement op te stellen om deze toestand te verhelpen. Er moest een waarborg komen, zodanig dat vreemdelingen een bijdrage moesten betalen aan de Armentafel. Zij moesten ook katholiek zijn en de ingezetenen van Laar en Neerwinden mochten enkel mits een toelating huizen verhuren aan vreemdelingen. Jozef II was nog keizer toen de Soevereine Raad een reglement goedkeurde op 15 september 1788. Het werd bekrachtigd in beide dorpen op 16 november.

                Het geheel doet denken aan de huidige toestand in België en elders in Europa door een toevloed van asielzoekers. Het reglement van 1788 is uitermate streng en bestaat uit 7 artikels. De taal is Nederlands en goed verstaanbaar. De tekst is bewaard onder de titel “Reglement raekende: den borgh voor de vremdelingen” in het Rijksarchief te Leuven (Kerkarchief 23954).

Tekst

                Alsoo in den Souverijnen Raede van Syne Majestyt Josephus II. Rooms keyser, altyt vermeerder des Ryckx, koninck van Duijts Land, van Hongarien, van Bohemen & Aertshertogh van Oostenryck, hertogh van Lorreynen ende van Bar, van Bourgondien, van Lothrijck, van Brabant, van Limbourgh, van Luxemborg, van Guelder, van Milaenen, van Styrien, van Carniolen, &, Grooten hertogh van Toscaenen & Grave van Vlaenderen, van Henegauw, van Namen & Heere van Mechelen & & &.

                Geordonneert in desen synen Lande ende Hertoghdomme van Brabant, requeste waere gepresenteert wegens den meijer, ende Regeerders van de Dorpen van Neerwinde ende Laer, quartier van Thienen, jnnehaudende dat de selve Dorpkens liggende tegens den Lande van Luijck, aldaer t’sedert eenige jaeren waeren komen woonen verschyde vremdelingen sonder de minste cautie te stellen voor de tafel van den armen, t’welck veroorsaeckt hadt, dat den nomber der arme Lieden in de selve Dorpkens soo daeniglyck was vergroot, dat het onmogelyck was soo in het een als in het ander der voorschreven twee Dorpkens van alle de armen ende behoeftige persoonen uyt de revenuen van de tafel van den armen te onderhauden waer over, niet sonder reden, groot beklagh waeren doende de jngesetenen, welckers ouders ende voorouders aldaer altyt hadden gewoont, hebbende D’ondervindinge boven dien doen sien, dat t’sedert het indringen van die vremdelingen in beijde de voorschreven Dorpkens veele ongeregeltheden ende excessen gebeurden, soo van dieverijen der graenen ende vruchten als andersints, om welcke abusen soo veel mogelyck te voorcomen de voorschreven regeerders hun recours namen tot desen Raede.

                Oodmoedelijck biddende ten eynde den selven gedient waere aen de supplianten t’accorderen een reglement conform aen het gene waer van aldaer copije was gevoegt, ofte alsulck ander als den voorschreven souverynen Raede sal goet vinden, met ordonnantie aen een ieder des raekende van sigh daer nae te reguleren.

                T’hoff t’gene voorschreve aengemerckt, gesien het advies van die twee pastoors der prochie van Laer ende Neerwinden, ende op alles gehadt hebbende het gene van het officie Fiscael van Brabant genegen wesende ter oodmoediger Bede der Supplianten, heeft hun verleent ende verclaert de selve mits desen het reglement hier voren versocht, op den voet ende maniere als volght.

Artikel 1.

                Dat geene persoenen geboren buyten de voorschreven prochien van Laer ende Neerwinden van wat staet ofte conditie sij saude mogen wesen, hun sullen mogen aldaer nederslaen ende in huyshouden te stellen ofte Domicilie te nemen, ten zij alvoren aen den meyer ende wethauderen getoont te hebben by behoorelycke attestatie ofte certificaet van de weth hunder leste residentie, dat sy sijn van goede naem, faeme ende comportement levende in de Roomsche catholike ende appostolike Religie, ende daer toe sullen becomen hebben schriftelycke permissie van de weth der voorschreven prochien van Laer ende Neerwinden, mitsgaders gestelt sullen hebben goede ende suffisante Borge ter concurrentie van dry hondert guldens eens, tot ontlastinge van de tafel van den H. Geest, op pene dat anders geschiedende ieder daer aen contravenierende sal vervallen in de boete van vyf en twintigh guldens, te bekeeren een derde ten profeijte van het Dorp ofte gemeijnte, het tweede derde ten profeijte van den meijer, ende het resterende derde ten profeijte van de H. Geest tafel, ende dat de voorschreven vremdelingen tot dien sullen gedwongen worden promptelyck te selve prochien te ruijmen, in den verstaende nochtans dat een van de gehuijsschen, t’sij man ofte vrouwe alleen vremdelinck sijnde, de Borge ende versekeringe alsdan maer en sal moeten gestelt worden ter concurrentie van hondert vijftigh guldens.

Artikel 2.

                Ende alsoo men bevonden heeft, dat sedert eenige jaeren herrewaerts in de voorschreven prochien verschijde vremde soorten van volck sijn nedergeslagen ende komen woonen, sonder aen het gene voorschreve te hebben voldaen ofte willen voldoen, wort geordonneert ende wel expresselijck gestatueert, dat alle de gene die aldaer sonder oppositie ofte tegen seggen geene drij volle jaeren sullen hebben gewoont ende de lasten helpen betaelen, hun binnen sesse weken naer de publicatie deser sullen hebben te reguleren naer den inhaut van den voorschreven eersten artikel op de pene daer bij gestatueert.

Artikel 3.

                Jtem wort verboden aen alle soo jngesetenen als afgesetenen proprietarissen, van voortaen eenige vremdelingen, hunne huijsen, camers, hoven bueren ofte andere plaetsen te verhueren ofte de selve jnne te nemen, sonder daer van eerst ende alvorens part gegeven te hebben aen den meijer ofte behoorelijck te hebben doen blijcken, dat sij aen het gene voorschreven is, hebben voldaen op pene van gehauden te worden als Borge principael voor de gemelde somme van drij hondert ofte hondert vijftigh guldens respectivelyck ende dat sij, ofte hunne goederen, in cas van noode daer voren sullen mogen worden aengesproken ende geexecuteert uijt crachte deser.

Artikel 4.

                Dat int toekomende niemant vremts binnen de voorschreven Dorpen van Laer ende Neerwinden, eenige huijskens en sal mogen bouwen, erigeren, doen ofte laeten oprechten directelyck ofte indirectelyck, ten zij naer voorgaende volle informatie ende behoorelycke kennisse ende permissie van den meijer ende Regeerders van de selve Dorpen, op pene van de prochie promptelyck te moeten ruymen, ende dat soo daenige huyskens instantelyck sullen worden geamoveert ten coste van de gene die de selve sullen hebben doen ofte laeten bouwen, sonder eenige rechtsvoorderinge, ende in cas van onwilligheyd dat men diergelycke vremde met de vorsters ofte provost gasten, sullen doen uijt het Dorp leyden ende verdryven.

Artikel 5.

                Dat de uijtrijckinge der middelen van de tafel van den armen ofte H. Geest met egalityt alleenelyck sal mogen geschieden aen de arme gesproten uijt de rechte inborelingen van de voorschreven Dorpen, ter exclusie van de gene geboren uijt vremdelingen die aen t’gene voorschreven niet en hebben voldaen, op pene van roijeringe in hunne rekeninge tot laste van de gene aen dese gecontravenieert hebbende.

Artikel 6.

                Ende tot beter Directie wort geordonneert aen die respective pastoors nu sijnde, ende bij tijde wesende, int toekomende pertinente ende particuliere notitie te haûden, op den dorpregister van alle de kinderen die sullen geboren worden uijt vremdelingen, niet voldaen hebbende aen alle het gene voorschreven sonder daer inne eenige dissimilatie te gebruycken, op pene van te moeten innestaen voor de abusen ende schaede die hier hier uyt souden connen resulteren.

Artikel 7.

                Dat alle de voorschreve pointen ende artikelen sullen syn ende blyven executabel uyt crachte deser, door den officier ter plaetse ende andere by hem ten dien eynde te aensoecken verleent aen de supplianten daer over dese tegenwoordige acte, ordonnerende een jeder des raekende sigh daer naer te reguleren ende te conformeren.

                Aldus gedaen binnen de stadt Brussel, onder het cachet secreet van syne Majestyt den vyfthienden september 1700 acht en tachentigh.

                //was geparapheert, onderteeckent F.L. Reniers, voorder stondt publicatio facta binnen Laer ende Neerwinde desen sesthienden november 1788 ende was onderteeckent J. Pierco meyer.

                Concordantiam attestor J. Mattheus secretaris.