Over de grenzen van de parochies Ezemaal en Laar was er lange tijd een geschil in verband met de tienden. Deze onenigheid heeft zijn gevolg gehad voor de kadasternummers van sectie A in de gemeente Laar. Tot Laar behoort een stuk grond bestaande uit 28 nummers, gelegen buiten de gemeente. Dit stuk ligt in het noorden van Ezemaal en grenst aan Eliksem en Wange. Doorheen deze gronden lopen de Dees en de Deesstraat. De genoemde gemeenten zijn in 1977 wel toegevoegd aan Landen, maar de aparte kadasterplannen blijven wel hun secties en nummers behouden.

De grote tienden van Laar hoorden toe aan het kapittel van Sint-Lambrecht in Luik, dat een derde moest afstaan aan de pastoor (Frenay, 12). Deze hief bovendien de kleine tienden. De inzameling van deze belastingen ging dikwijls gepaard met verzet van de schuldenaars. Toen pastoor Leonardus Loijens uit Laar zijn kleine tienden ging opvragen, werd hij op het veld geslagen door Adrianus De Ville. Grotere moeilijkheden deden zich voor bij het innen van de grote tienden op het Ezemaals grondgebied, gelegen aan de rechterkant van de Kleine Gete tussen de rivier en de limieten van Laar. Het kapittel van Sint-Lambrecht liet daar ook elk jaar tienden heffen. Dit recht werd voortdurend betwist, zowel door het kapittel van O.L.Vrouw van Hoei dat tiendeheffer was in Ezemaal, als door zijn tiendenpachters. Tijdens het innen van de tienden in het gemelde veld, ontstonden er jaarlijks twisten en zelfs gevechten met doodslag onder de pachters van Ezemaal en Laar (Frenay, 13).

Op 3 augustus 1600 kwamen beide kapittels tot een akkoord. De tiende van Ezemaal voor de gronden gelegen tussen de Gete en het dorp werd int iaer 1600 geunieert aen de thiende van Laer (Kerkarchief 23.935, Leuven). De domheren van Sint-Lambrecht genoten voortaan van het tiendenrecht, mits een jaarlijkse vergoeding aan het kapittel van Hoei van 6 mudden rogge, 6 mudden gerst en 6 mudden haver. De akte werd goedgekeurd door het Luikse kapittel in de zitting van 18 september 1600.

Ingevolge dit besluit kwamen ook de pastoors van beide dorpen tot een akkoord. De pastoor van Ezemaal Bartholomeus a Quercu (of Vander Eycken) en Gendulphus van Schaeghen, pastoor in Laar, kwamen overeen over het derde deel van de betwiste tienden. De pastoor van Ezemaal stond zijn rechten af ten voordele van de pastoor van Laar, mits een jaarlijkse vergoeding van 3 mudden rogge, 3 mudden gerst en 3 mudden haver. Op 4 oktober 1604 bekrachtigde Matthias Hovius, de aartsbisschop van Mechelen, dit akkoord.

Bets nam de Latijnse tekst op in zijn boek over Ezemaal als Bewijsstuk 10 (p. 95). De originele Copia is opgenomen in de Parochialia, oud regime, in de map met documenten van Ezemaal (Aartsbisdom Mechelen). Het gaat om de gronden met de nummers 1 tot 28 van sectie A van Laar, later bekend geworden als de Enclave van Laar. In 1750 noteert de pastoor de copije van het concordaet van het jaer 1604 … tot voorder eclaircissement van d’incomsten der pastorije van Ezemael (Mechelen). Ook in 1772 verwijst de pastoor naar dit concordaat (Kerkarchief 23.900, Leuven).

Tekst

Maer is te noteren, alsoo geduerigh questien en krakeelen voorvielen tusschen de thiende heffers van Laer, ende die van Esemael, dat om sulckx te behoeden in het jaer 1600 den 18 september een accoort gesloeten is tusschen de domheeren van Luyck, ende den heere proost van Huy, als respective thiendeheffers van Laer ende Esemael, dat voortaen alle de thiende van de parochie van Esemael, die light tusschen de gete, ende de Landen van Laer, soude ten eeuwighen daghe geunieert blijven aen de thiende van Laer, midts den heere proost van Huy ieder jaer soude trecken uyt de thiende van Laer 36 halsteren coren, 36 halsteren gerst, en 36 halsteren haver, etc. diergelyck accoort is desgelyck gemaeckt tusschen de Heren pastoors van Laer, en Esemael met approbatie van syn hooghweerdighyt den aertsbiscop van Mechelen op den 4 oktober 1604, door welck accoort den pastoor van Laer als genietende het derden deel van die Esemaelsche thiende, die leght over dese kant van de ghete schuldigh is jaerelyx te geven 18 halsters coren, 18 halsters gerst en 18 halsters haver aen den Heer pastoor van Esemael.

De pastoor merkt ook op dat de woorden tussen “ea tamen lege” en “canonem diminuere” (zie bij Latijnse tekst van de Concordia of overeenkomst van 1604) zeer voordelig zijn voor de pastoors van Laar. Het gaat immers om de vermindering van belastingen in geval van onrechtvaardigheden, oorlogen, hagelslag, stormen, of verwaarlozing van akkers.

Bibliografie.

Bets, P.V. Geschiedenis der gemeenten Wommersom en Esemaal. Tienen, 1873.

Frenay, L. Aanteekeningen op het parochiaal bestuur der pastoors van Laar, bij Landen, 1694-1835. Sint-Truiden, 1889.