Op 17 mei 1793 ging in Roosbeek het nieuws vlug rond: Maria Josepha Drossart, de huisvrouw van Jan Vrancx, had zich opgehangen op de zolder. De pastoor Judocus J. Ryckmans vernam het voorval op straat en ging kijken. Daarna volgde het verslag van doctor C.D. Huart en chirurgijn N. Smeijers. Dit verhaal lezen we in de Schepengriffies 1602/5 (Rijksarchief Leuven). Hier onder noteer ik eerst de tekst van de pastoor, overgezet in hedendaags Nederlands met kortere zinnen.

Judocus J. Ryckmans, pastoor in Roosbeek, hoorde op 16 mei 1793 het grijzen en geschreeuw van de vrouw van Hendrik van de Put. Deze zei dat Maria Josepha Drossart, de vrouw van pachter Jan Vrancx, was “hangende binnen haar huis”. Op haar gezeg ging de pastoor seffens in het huis. Met hem kwam ook Hendrik van de Put. Op de zolder gekomen, heeft de pastoor de vrouw daar zien hangen aan een dwars hout met een koord aan haar hals. Hij sneed de koord af, om te zien of zij nog leefde. Geen leven in de vrouw bevonden hebbende, lieten de pastoor en Vandeput haar ter plaatse liggen, en zijn ze zelf vertrokken. In het teken der waarheid heeft de pastoor ondertekend binnen Roosbeek op 1 juni 1793.

Uiteraard hoorde hierbij ook het verslag van dokter C.D. Huart Medicinae Licentiatus en van chirurgijn N. Smeijers. Interessant hierbij is ook het bedrag dat beiden voor hun onderzoek ontvingen.

Ten verzoeke van de heer Laurens meier van Roosbeek etc. etc. hebben wij ons ondergeschreven, doctor en chirurgijn binnen Tienen residerende, op heden 17 mei 1700 drie en negentig, getransporteerd naar Roosbeek. Daar hebben wij, in de tegenwoordigheid van de heer meier en van de schepenen Henricus Monnoie en Henricus Utz [lees: Huts] op het nauwkeurigste beschouwd het dood lichaam van Maria Josepha Drossart, huisvrouw van Jan Vrancx op welk wij hebben bevonden.

1° een stuk koord om de hals met een strop, met indrukking loodvervig [= loodkleurig] van de bekleedsels van de hals, beantwoordende aan de dikte van de koord en aan de grootte van de knoop.

2° het aangezicht, hals en een deel van de borst, blauw en opgekropt van bloed.

3° enig schuimig bloed gestort uit de neus.

4° het cranium afgezaagd zijnde, de substantie corticaal der hersenen en de vaten der vliezen met bloed zeer vervuld.

5° geen andere uitwendige beleding [= kwetsuur] aan hetzelfde dood lichaam.

Waaruit blijkt dat de zelfde door de koord het leven heeft verloren, hetwelk wij tot bevestiging der waarheid getuigen. Gedaan en gedagtekend van de dag maand en jaar als boven. (+ handtekeningen)

Ontvangen van de heer notaris Vander Hagen senior, secretaris van Roosbeek, de som van veertien guldens courant, in voldoening van de vorenstaande visitatie. Actum 2 juni 1793. C.D. Huart, Medicinae Licentiatus. 14 = 0 = 0.

Ontvangen van de heer notaris Vander Hagen senior de som van zeven guldens courant, in voldoening van de vorenstaande visitatie. Actum 2 juni 1793. N. Smeijers chirurgijn. 7 = 0 = 0.