Verhalen over keizer Karel

Dat de populaire Keizer Karel in oude verhalen zeer dikwijls voorkomt, is algemeen bekend. In mijn studie over Melkwezer noteerde ik de anekdote, hoe de dorpsnaam Wezer werd uitgebreid met de bepaling Melk (Kempeneers, 2004: 101; Hendrickx, 1931-1932: 100-101). Dit kwam volgens een volksverhaal, omdat Keizer Karel die er eens op jacht was, aan de inwoners water vroeg, maar melk kreeg. Getroffen door zulk een blijk van genegenheid, besloot de Keizer dat, als herinnering aan dit feit, het dorp voortaan Melk Wezer zou heten. Bekender is het verhaal van de Pot van Olen (of de Pot van Walcourt voor de Walen) met zijn 3 oren (Verberckmoes, 2000: 6). In het groene gehucht Tombeek (Overijse) ontvingen 250 inwoners elk jaar 100 frank. Dit gebeurde als herinnering aan het feit dat hun voorouders op 25 januari 1531 keizer Karel met zijn karos uit de modder hadden getrokken (Depré, 1981: 317).

Platter is het verhaal van de boer of herbergier van Berchem, zoals classicus Karel Carmeliet mij vertelde. Er bestaan verscheidene versies van (Lauwers, 1997: 471). Het grappige verhaal duikt voor het eerst op in 1565, in de in Antwerpen verschenen Nieuwe chronycke van Brabant (Van Eeghem, 1941: 571), maar wellicht was de sage iets ouder (o.c., p. 580). Bekend is de anekdote zoals ze werd opgetekend door Johan de Grieck en uitgegeven door Ludovicus de Wainne in 1674, in het boek De heerelycke ende vrolycke daeden van keyser Carel den V. Het verhaal staat op de bladzijden 71 tot 77 en heeft als titel d’Onnoosele stautigheyd, oft Carel houd de Lanterne ik moet pissen. Volgens deze versie reed Karel V met de heren Van Bueren en Van Condé in februari 1540 op Sint-Matthijsdag van Gent naar Brussel. In Brussel waren zijn broeder en zuster aanwezig. Sint-Matthijs wordt gevierd op 24 februari, toevallig de (aangenomen) geboortedag van keizer Karel. Omdat 1540 een schrikkeljaar was, viel Sint-Matthijs op 25 januari (Lindemans, 1942: 21).

In Sint-Agatha-Berchem aangekomen, werd het gezelschap door de duisternis overvallen. Karel klopte bij een boer aan om hem met een lantaarn bij te lichten. De boer, een zekere Rommen, was dronken. Hij kende de heren niet en sprak rond uyt, het geen den Keyser wel beviel. De man ging een eindje met zijn lantaarn mee. Onderweg moest hij echter plassen. In zijn plat boerentaaltje zei hij: Karel, houd de lanteern, ik moet pissen. Nadat hij gepist hadde, (…) ontvloog hem eenen raesenden wind. De keizer zei al lachend dat hij scheet, wat de boer niet ontkende. In Brussel aangekomen, vertelde Karel V het grappige voorval aan zijn broer en zuster.

Buren en bekenden van Rommen hadden commentaar bij het lompe voorval. In het boek van 1674 is deze commentaar in vloeiende verzen verteld. De bekenden van de landman waren Manke Joos, Servaes, Steven, Dierik, Melsen en Passchier. Zo lezen we (p. 75) wat Passchier ervan dacht:

                Niet alleen heeft hy gescheten,

                Maer geseykt alsoo men seyt,

                In ’t gesicht syns Majesteyt,

                Noyt en sal ik niet vergeten,

                Dat men sulken menschen vind,

                Die soo bot zyn en verblind.

De volgende dag werd de man op het paleis in Brussel ontboden. Karel kon met het verhaal lachen en stelde de man vrij van betalingen. In versvorm klinkt het als volgt:

                Hy had van den Vorst verkregen,

                Tot belooning van syn daed,

                t’ Midden van des Keysers Raed,

                Dat hy noyt van s’Heeren wegen,

                Eenig geldt betaelen most,

                ’t Zy van drank, oft wel van kost.

Volgens een andere versie kwam keizer Karel met een tweede persoon aan een afspanning in Berchem. De keizer at royaal in de herberg. Daarom stemde de waard erin toe, om de twee onbekenden te vergezellen met een lantaarn. De rest is ongeveer hetzelfde.

In de 19de eeuw werd het verhaal zeer populair. Als nummer 600 komt het voor in het Brabantsch Sagenboek (derde deel), verzameld door Alfons De Cock en Isidoor Teirlinck. De Dendermondse dichter Prudens Van Duyse schreef in 1836 een berijmde versie onder de titel Keizer Karel en de Berchemse boer, gedrukt in het Nederduitsch Letterkundig Jaarboekje, voor 1837 (Gent, 1836). Dit boekje werd nooit herdrukt. De tekst staat bij Van Eeghem (1941: 556-560). Hippoliet Van Peene maakte er een vaudeville van in 2 bedrijven, voor de eerste keer vertoond te Gent op 31 januari 1841 (Van Eeghem, 1941: 553).

Geschiedkundige achtergrond

Jan Lindemans (1942: 19-25) onderzocht de geschiedkundige achtergrond van het verhaal. Gelijktijdige kronieken vermeldden de reis van Karel, maar niet het grappige voorval in Sint-Agatha-Berchem. Lindemans toonde duidelijk aan, dat het verhaal onjuist was. De reis naar Brussel was niet onverwacht. Historisch juist is enkel de reis zelf, zoals blijkt uit verscheidene rekeningen die Lindemans aanhaalt. De keizer was trouwens niet alleen, maar vergezeld van een hele stoet (o.c., p. 24).

De ligging van de herberg

In 1911 verscheen het verhaal van de herbergier in de eerste jaargang van Eigen Schoon. Volgens de heemkundige met de initialen E.S. hing aan de herberg, waar het voorval had plaatsgevonden, eertijds een uithangbord met het opschrift In den Ouden Keizer Karel. Deze herberg was toen sedert enkele maanden afgebroken en vervangen door het banaalste estaminet mogelijk en herdoopt in Au grand jardin Charles Quint (E.S. 1911: 174).

Lange tijd wist niemand meer waar de herberg uit het verhaal precies stond. De lokatie wordt echter duidelijk aan de hand van een kaart uit de 17de eeuw. Deze kaart, genummerd 573, wordt bewaard in het rijksarchief van Brussel, maar is in Leuven op een microfilm raadpleegbaar. (Thans is de kaart raadpleegbaar via Cartesius. Klik op “Zoek” en tik hierin de naam Zellik. De tweede kaart is nummer 573.) Op het plan staat een “aanwijzing” van de grenzen van Jette en Ganshoren, ten opziche van Wemmel, Laken, Sint-Agatha-Berchem en Zellik. In Berchem (helemaal links) heeft de onbekende landmeter een herberg getekend met hiernaast de tekst: Carel, hout de Lanteerne, ick moet seijcke (sic!). De herberg met het eertijds bekende verhaal lag aan de westzijde van de huidige Gentsesteenweg. In 1940 herinnerde een heemkundige (die zich P. noemt), in zijn kinderjaren de oude afspanning nog te hebben gezien (ESB 1940: 224). In het midden van de 19de eeuw waren er twee herbergen met het uithangbord: Den Ouden Keizer Karel en Den Nieuwen Keizer Karel (o.c.). Deze namen worden eveneens genoemd door R. Van den Haute (1993-1994: 10-11).

In 1540 komt voor de eerste keer de naam Het Schaeckbert voor (o.c., p. 8), later omgedoopt tot Carel houdt de lanterne. De oudst bekende herbergier heette Struelens. De naamsverandering wordt bevestigd door attestaties als Het Schaeckbert alias Carel houdt de lanterne. In 1695 werd de herberg door de Fransen beschoten en vernield. Een buurman met de herberg Drie Koningen veranderde zijn etablissement in Den nieuwen Carel houdt de lanterne (o.c., p. 11). Later herbouwde Struelens zijn beschoten herberg en zo ontstond Den ouden Carel houdt de lanterne.

Opmerking: In veel artikels wordt de naam van de afspanning verkeerd gespeld. In plaats van “Karel houdt de lanteern” moet er staan: “Karel, houd de lanteern”. Het werkwoord staat immers in de imperatief of gebiedende wijze. De herbergier van Berchem gaf immers aan de keizer de opdracht om de lantaren vast te houden. (Wat in die tijd onvoorstelbaar was.) Duidelijkheidshalve heb ik een komma toegevoegd om de gebiedende wijs beter te laten uitkomen.

Voor de opeenvolgende eigenaars, vanaf de oudst bekende herbergier Struelens, tot aan de laatste eigenares, mevrouw Lefebvre, verwijs ik naar het artikel van Van den Haute. De herbergierster schonk het uithangbord aan de afdeling folklore van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, zoals conservator Lucien Crick meedeelde (ESB 1940: 418).

In het artikel van Van den Haute (1993-1994: 9) wordt de herberg ten onrechte gesitueerd aan de oostkant van de Gentsesteenweg. Met de gegevens van kaart 573, de Atlas der Buurtwegen (1841 en latere kopieën) en de kaart van P.C. Popp (ca. 1860), is geen twijfel mogelijk. Overal vinden we het correcte opschrift Karel houd de Lanteern cabaret, geschreven bij de afspanning, aan de westkant van de Gentsesteenweg, tussen de voetwegen 28 en 16. De afspanning was een groot gebouw met kadasternummer sectie A 310, met hiernaast hovingen op A 309 (noordkant) en A 311 (zuidkant). Dat het wel degelijk over de Oude Keizer Karel gaat, blijkt ook uit perceel A 303, dat grenst aan de gemelde hovingen. Op de Popp-kaart van Berchem (circa 1860) staat hierin de benaming “achter Keizer Karel”. De afspanning zelf is verdwenen en de hele omgeving is nu volgebouwd. Oorspronkelijk stond de herberg tussen de huidige Bloemkwekersstraat (noord, voorheen voetpad 28) en de Hubert Blauwetstraat (zuid, voorheen voetpad 16), ongeveer in het midden, grenzend aan de Gentsesteenweg.

Karel Carmeliet vergaarde op 6 mei 2010 ter plaatse nog waardevolle inlichtingen. Op dit ogenblik is het gebied met de vroegere nummers A 309-310-311 verkaveld. Enkel het nummer 309 werd bewaard, met de gewone toevoeging van exponenten bij de gewijzigde percelen. De grote afspanning stond aan de Gentsesteenweg: op de helft van het huis met nummer 1256 (Cars Renard Travel) en verder op de grond van de nummers 1258, 1260 (nu strijkwinkel L’Express), 1262, 1264 en de helft van nummer 1266. De andere huisnummers behoorden tot de hovingen van de herberg Karel, houd de Lanteern. Het zijn: 1246 tot de helft van 1256 aan de zuidkant, en aan de noordkant de helft van 1266, 1268 (kranten- en likeurwinkel Au Duc d’Orly), 1270 en het nummer 2 op de hoek van de Bloemkwekersstraat.

Fig. 1. Gravure van Harrewijn uit: De heerelycke ende vrolycke daeden van keyser Carel den V. Brussel, 1674

Fig. 2. Kopie uit de Atlas der Buurtwegen, opgemaakt door landmeter Raymond Housiaux, 1 oktober 1937.

Fig. 3. De afspanning in 1841 en de toestand in 2009. Reconstructie opgemaakt door Paul Kempeneers naar de aanwijzingen van Karel Carmeliet (6 mei 2010).

Bibliografie

Crick, Lucien. Nog over Keizer Karel te St-Agatha-Berchem. In: Eigen Schoon en de Brabander, 1940, p. 418.

De Cock, A. en Is. Teirlinck. Brabantsch Sagenboek, deel III, nr. 600. Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, VIde reeks, Gent, 1912.

Depré, Jozef. De Keizer Karel-trek in Tombeek. In: De Brabantse Folklore, nr. 232 (dec. 1981), p. 317-320.

De Wainne, Ludovicus. De heerelycke ende vrolycke daeden van keyser Carel den V. Brussel, (1674), p. 71-77. (Onder meer raadpleegbaar in het Tabularium van de Universiteitsbibliotheek in Leuven).

E.S. “In den Ouden Keizer Karel”. In: Eigen Schoon, 1911, nr. 11, p. 173-174.

Hendrickx, Fr. Melkwezer. In: De Brabantse Folklore, nr. 62-63, (1931-1932), p. 97-128. Voor het verhaal van Keizer Karel, zie blz. 100-101.

Janssens, Luc. Kaarten en Plattegronden in handschrift, tweede reeks. Brussel, Algemeen Rijksarchief, 1977, blz. 22-23 (KPH 573).

Kempeneers, Paul. Toponymie van Orsmaal-Gussenhoven en Melkwezer, in: Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie, Vlaamse afdeling, 2004, blz. 73-311.

Kempeneers, Paul. Karel, houd de lanteern (of de Boer van Berchem). In: Eigen Schoon en de Brabander, 2010, p. 1-4.

Lauwers, Jos. Herdenking Keizer Karel – 500 in ’t jaar 2000. In: Eigen Schoon en de Brabander, 1997, p. 455-474.

Lindemans, Jan. De geschiedkundige achtergrond van de legende van Keizer Karel en den Berchemschen boer. In: Eigen Schoon en de Brabander, 1942, p. 19-24.

P. Eene herinnering aan Keizer Karel. In: Eigen Schoon en de Brabander, 1940, p. 224.

Van den Haute, Robert. Charles, tiens la lanterne (Histoire d’une enseigne de cabaret). In: Notre comté – Ons Graafschap, jaarboek 1993-1994, p. 3-12.

Van Eeghem, Willem. Biobibliographica. VII. Keizer Karel en de Berchemse boer. In: Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde (1941), p. 553-585.

Van Hageland, Albert. Volkshumor op Vlaamse uithangborden. Antwerpen, 1982.

Verberckmoes, Johan. Humor, alledaagse luxe met een groot verleden. In: Ons Heem, juli 2000, p. 4-9.

Wauters, Alphonse. Histoire des Environs de Bruxelles, deel III, p. 351-352.

Kaarten

– Atlas der Buurtwegen, 1845. Sint-Agatha-Berchem, gemeentehuis.

– Extrait de l’atlas des chemins vicinaux, 29.12.1930. Sint-Agatha-Berchem, gemeentehuis.

– Google earth. Luchtfoto van Sint-Agatha-Berchem, 2010.

– Kaarten en Plattegronden in handschrift, nr. 573. Aanwijzing van grenzen, tweede helft 17de eeuw. Zie ook L. Janssens 1977. Raadpleegbaar met Cartesius. Tik de gemeentenaam Zellik.

– Popp, P.C. Plan parcellaire de la Commune de Berchem Ste Agathe, circa 1860.

– Uittreksel uit de Atlas der Wegen, plan 2, opgemaakt door landmeter Raymond Housiaux, 1 oktober 1937. Sint-Agatha-Berchem, gemeentehuis.

– Uittreksel uit het kadaster, 1 januari 2009. Sint-Agatha-Berchem, gemeentehuis.

Bewerkt 22 juni 2020.