Halle en Booienhoven waren eertijds twee afzonderlijke dorpen die behoorden tot het Prinsbisdom Luik. De Fransen verdeelden België vanaf 9 vendémiaire van het jaar IV (dit is 1 oktober 1795) in 9 departementen. Vanaf 1795 werden beide dorpen afgescheiden van het Land van Luik en toegevoegd aan het departement van de Dijle. Willem I verenigde beide dorpen met het koninklijk besluit van 19 augustus 1822. Het departement van de Dijle werd Zuid-Brabant en op 7 februari 1831 na de Belgische onafhankelijkheid Brabant.
Dat Halle-Booienhoven eertijds in het Land van Luik gelegen was, blijkt uit de situering van land van de Dalscholieren in 1734. Een plecke landts, groot tien bunders negentien roeden en zestien korte, grensde aan de vliete van st lenaerts ende den Wolffkens borne separerende den lande van luijck van Brabant (Dalscholieren 12/4, f. 7). Dit land komt overeen met de percelen A 395 + B 79 in Booienhoven grenzend aan Zoutleeuw.
Het Proces-Verbaal van de afbakening van het grondgebied kwam er op 5 december 1826. Zo grensde de nieuwe gemeente Halle-Booienhoven in 1828 in wijzerzin aan Runkelen, Duras, Wilderen, Sint-Truiden, Halmaal en Velm (6 gemeenten van Limburg), Attenhoven en Neerlanden (provincie Luik), en Dormaal en Zoutleeuw (provincie Brabant).
Het Koninklijk Besluit (KB) van 31 maart 1970 voegde het kleine Dormaal toe aan Halle-Booienhoven. Op hetzelfde ogenblik gebeurde er een kleine grenscorrectie tussen Halle-Booienhoven en Halmaal, deelgemeente van Sint-Truiden. Hierbij werd de oude spoorweg naar Sint-Truiden de nieuwe grens (kaart NGI 33/5-6, uitgave 1979). Het KB van 8 december 1970 vergrootte Zoutleeuw met Helen-Bos. De fusiegemeente Zoutleeuw verkreeg echter zijn huidige oppervlakte door het KB van 17 september 1975. Zoutleeuw, dit is de stad met Helen-Bos, werd uitgebreid met Budingen, en verder met Halle-Booienhoven waartoe al Dormaal behoorde. Vanaf 1 januari 1995 maakte de gemeente Zoutleeuw deel uit van de nieuwe provincie Vlaams-Brabant die bestaat uit 65 gemeenten. Het is dan één van de 30 gemeenten van het arrondissement Leuven.
Een grens werd meestal aangeduid met het woord paal. Enkele voorbeelden: 1560 aen dye pael van attenhouen (Schepengriffies 7577, f. 77), 1669 ghelegen tot Wiúelcoúen onder de pael van Halle (kaart Tiense Armentafel, f. 76 verso), 1723 tot boyenhoven regenoten die vliete ofte paele van Leeuw (Schepengriffies 275, f. 12 verso), 1773 tegens de paelen van halle op de turlut straete (Schepengriffies 276, f. 12 verso). Land en weiden van de abdij van Sint-Trudo staan aangeduid op de kaart van landmeter H.J. Dubois in 1788. Dit is een kopie van de kaart circa 1670 opgemaakt door landmeter Warnouts. Een strook percelen, overeenkomend met de latere kadasternummers D 295-298 en D 302-303, grensden aan de Beeke en paele tuschen brabant ende Landt van Luijck. Deze percelen in het westen van Halle grenzen aan het dorp Dormaal.

Een ander woord is paalsteen. Voorbeelden: 1 april 1639 jerst eenen paelsteen int velt aen d’lant s’heeren van duras nae duras (Schepengriffies 277, f. 155), 1823 1841 au lieu dit: Paelsteen (Atlas der Buurtwegen, bij weg 17). Bekend is nog de grenspaal te Halle naast Optiek Salmon, Grote Steenweg 80. Deze paal herinnert aan de grens tussen het hertogdom Brabant en het prinsbisdom Luik. Onderaan de paal zien we de verweerde wapenschilden van Brabant en Luik, met de tekst AN – LEODIUM – NO en 17 – BRABANT – 33. Deze steen kwam er in 1733 als gedenkteken voor de voltooiing van de Grote Steenweg. Boven de paal kwamen 3 stenen bollen met hierboven een driehoek vervaardigd door steenkapper Jos Geusens en de verticaal geschreven tekst van dichter Herman Rohaert WIE TREKT ER HIER DE GRENS. Door deze tekst loopt een lange streep.
De Oostenrijkers legden vanaf 1713 rechte wegen aan, van Mechelen naar Leuven, van Leuven naar Tienen en van Tienen naar Sint-Truiden. In Halle-Booienhoven was er echter een groot probleem. Bij het binnenkomen van de gemeente stond hier een grote winning. Daarom werd er bij uitzondering een grote bocht gemaakt ! In 1870 stond aan de noordzijde van de bocht nog altijd de grote woning van pachter Daniel Vreven (kadasternummer B 529). Vast tegen de woning zien we op oude prentkaarten een ronde toren, bekend als het Toreken. Op 10 april 1910 werd de toren afgebroken en hersteld. In de tussenoorlogse periode deden er zich veel verkeersongelukken voor, vaak met dodelijke afloop. Dit gedeelte kreeg in de volksmond de naam van Dodenbocht. In 1946 besloot de overheid om de weg recht te trekken waardoor het Toreken met de Villa van notaris Vreven moest verdwijnen. Het Toreken met woonst verdween in 1952.
Reacties zijn gesloten.