Om een huis in een straat te herkennen kreeg het eertijds een naam. Nummers waren zeldzaam. In 1512 waren er nummers in de Pont Notre Dame in Parijs en in Londen langs de Prescott Street in 1746. Toch ontstond pas rond 1800 in Parijs de gewoonte om huizen per straat een nummer te geven. Deze gewoonte waaide over naar België en Nederland, het eerst in Luik.

Oude huisnamen zijn in Tienen bijna allemaal verdwenen. Op de hoek van de Grote Markt en de Leuvensestraat prijkt wel opnieuw de naam van het Gulden Hoofd. Jammer genoeg is het Groot Hert hier tegenover,  Leuvensestraat nummer 2, in 1985 verdwenen. Op de gevel lezen we nog de vermelding AN 16. Op het aangrenzende huis stond lang geleden 36 NO. De samengevoegde datum AN 1636 NO herinnert aan de wederopbouw van het grote hoekhuis in 1636, na de verwoesting van de stad in juni 1635, bekend als de Furie. (De datum 1636 is wel te lezen op de Grote Lombaard, Wolmarkt 15-17). Spijtig genoeg is het tweede huis in de Leuvensestraat in een andere stijl dan het hoekhuis herbouwd. Leuvensestraat nummer 4 heette eerst de Sleutel en werd later een deel van het Groot Hert.

De vroegere baas van de Gambrinus Theo Struys wist dat zijn herberg vroeger de naam droeg van het Land van Belofte. Onder de naam Gambrinus liet hij op 3 september 1995  in een boogvorm deze naam aanbrengen. Bij de verbouwing van de gevel in 2021 verdween de naam. Aan de linkerzijde van de huidige Bar Rolin op de Grote Markt kwam in het klein de naam Sinte-Viven, die herinnert aan het grote pand Sint-Genoveva. Op deze plaats staan nu vier huizen. Het huis de Drie Koppen kwam gedurende enkele jaren opnieuw in gebruik voor het restaurant van hotel Alpha. Ook de Griffioen op de hoek van de Kalkmarkt kende slechts een kort leven. Gelukkig bestaan nog het Wit Paard en de residentie Rood Paard.

Over de oude huisnamen, zo een 300-tal, zijn we goed ingelicht. Na een jarenlange studie kon ik de meeste namen lokaliseren. Ze staan grondig uitgelegd in mijn boek Thuis in Thienen (3 delen) en in mijn Woordenboek van Tiense Plaatsnamen. Voor de toerist is mijn boek Tienen in de wandeling een gemakkelijke gids. Het zou wel interessant zijn, als op al die plaatsen een klein plaatje zou hangen met de vroegere huisnaam, zo bijvoorbeeld de Olifant (Leuvensestraat nummer 6-8), het Huis Loven (nummer 10-12), de Zift (linkerdeel van firma Vandeput), de Refugie van Sint-Geertruiden (nummer 20-38), de Half Maan (nummer 42), het Fonteinken (nummer 44-50), de Zoete Naam Jezus (nummer 56-58), enz., ook voor andere straten in onze stad. Voor onze stadsgidsen zouden die plaatjes een goede steun zijn voor het toerisme in Tienen. In steden als Ieper en Mechelen zijn zulke plaatjes al zichtbaar. In mijn Sprokkel 35 “Huisnamen als trekpleisters” heb ik al voorgesteld om onze oude huisnamen op deze wijze kenbaar te maken. Zulke toeristische aanduidingen zouden enig zijn in België.

In een bundel documenten van dokter Hans Jacobs vond ik nog meer gegevens over oude huisnamen in Tienen. De vroegere Franstalige eigenaar van deze documenten maakte telkens een kleine fiche met hierop wat getikte uitleg. Wel met de nodige fouten. Zo noteerde hij op het manuscript dat ik genummerd heb als MS 1086 “Huys op den Keesmarckt Den Kuyl”. Het document dateert van 7 juli en 8 augustus 1746. De twee stukken gaan niet over een huis, maar over de verplichting om den kuijl waervan questie te stellen in den staet gelijck hij was, voor dese van de toewerpinghe, en bovendien de deure ende gote groeter ende breeder te maecken gelijck sij te voren waren. De discussie ging tussen Francis Preuveneers aenleggere en Jacobus Sillen gedaegde. De ligging van de kuil is niet aangeduid.

De andere documenten gaan wel over huizen. Op 1 december 1762 verkochten Petrus Joannes Sebastianus Vouwé notaris en zijn vrouw Theresia Aldegondis Blijckaerts gehuijsschen een huis in de Langestraat onder voorwaarden aan Laurentius Sillen en Anna Maria Ons gehuijsschen. Dit huis grensde aan de Langestraat, Hendricus Ludovicus Blijckaerts en Sieur Hubertus Willems. Ik heb dit huis zonder naam kunnen lokaliseren in de Langestraat nummer 34 met kadasternummer H 400. Blijckaerts was de eigenaar van het huis in de Langestraat 32, Willems woonde in nummer 36 (1).

Nummer MS 1088, opgesteld op 5 februari 1751, gaat over de Cassatie van een rente van 1000 gulden die stond op het huis genoemd den Coninck van Polen. Het was gestaen ende geleghen binnen dese stadt thienen op de hautmerckt, regenoiten de selve merckt ter eenre, het Corps du Garde ter tweedere, de representanten huart ter derdere ende de representanten Loijaerts ter vierdere ende vijffdere sijden. De Koning van Polen komt overeen met sectie G 308 dat later toegevoegd werd aan het Corps du Garde om het Vredegerecht te bouwen. De Koning van Polen is dus het linker gedeelte van het grote gebouw op de Grote Markt met de datum 1846 in Romeinse cijfers. Voorheen heette deze linkerzijde “het Huis van Gempe”, later de “Witte Leeuw” en begin 18de eeuw “Koning van Polen” (2). De acte is ondertekend door griffier J. Govaerts.

Manuscript 1089, gedateerd tussen 1704 tot 1784, bevat zeven stukken over het huis die Sonne of die gulden Sonne, gelegen in de Langestraat (3). Het huis komt overeen met de Beauduinstraat 40-42, sectie H 403 en de huizen op H 404, 405 en 406. Voorheen bekend als het café van Jef Vanparijs (in de volksmond de Spits) en vanaf 1947 als de winkel Raddoux. Vóór de bouw van het Wezenhuis (1835) bestond er geen Kapucijnenplein. De Zon grensde dus aan de Langestraat en een straatje waarop de grote kapel van de Kapucijnen stond met bijgebouwen (4). Architect Drossaert brak de kapel en stallingen af om er een groot plein van te maken.

Op 23 juli 1704 werd een eerste gebod gedaan op het huis genoemd die Sonne, gelegen in de Lanckstrate, regenoten sieur Florentius Putteau en sheeren straet in tweeën. Er kwam een tweede gebod op 6 augustus en een derde gebod op 20 augustus 1704. Hendrick van Elst en Maria Cremon gehuijsschen verkregen het huis tegen Machiel van Hoebrock.

Op de Zon stonden nogal wat lasten. Zo ontving de prior der Karmelieten discalsen (= ongeschoeid) op Sinte Quinten straet te Leuven op 14 augustus 1704 van Hendrik van Helst (lees: Elst) 550 gulden wisselgeld voor het huis die Sonne in de Lanckstraet, in Tienen. Op 21 augustus 1704 ontving sieur Jaecques Persoens, rentmeester van de Commanderij van Chantrain, van Henric van Elst 200 gulden wisselgeld voor Baudewyn de Leau (in naam van zijn vrouw), bepand op huys ende hoff genoempt de gulde sonne in de lanckstraete. Getuigen waren sieur Urbanus Swartsens en Jan van Meer. De acte werd ondertekend door J. Persoens en notaris Renson. Kanunnik De Veux inkasseerde als rentmeester der kapellanen van Sint-Germeins geld voor de beneficianten in de cappelle ten poel. Michael van Hoebrouck betaalde voor de Sonne nabij de Kapucijnen, in het Latijn de domo sub signo solis prope capucinos, de lasten voor de jaren 1702 tot 1705. Van 1705 tot 1714 betaalde Hendrick van Elst de rente voor de kapellanen in de kerk van Onze Lieve Vrouw ten Poel aan Eerwaarde Heer Joannes de Veux, voor de grond achter die Sonne, afgekomen van wijlen Jan van Rillar. Getuigen waren Peeter Higaerts en Adriaen Wuyts.

Op 23 mei 1778 verklaarden Leonardus Peeters meester metser, Antonius Blyckaerts meester timmerman en schreynwerker, en Jacobus Raemaeckers meester schailliedecker, op verzoek van Guilielmus Cornelis vanden Putte, licentiaat in de medicijnen, dat zij gevisiteert hadden het huis de Sonne met nog drie andere huizen, gestaan omtrent het klooster van de Eerwaarde Paters Kapucienen. Deze huizen grensden aan de Langestraat, de straat tussen dezelfde huizen en het klooster, Geeraert Verbeelen van achter, Steven Billiau, Laureys Sillen, Hubert Willems, Nicolaes van de Velde. De werken werden getauxeert (geschat) op 9000 gulden courant. Op 29 december 1784 aanvaardde Vanden Putte, licentiaat in de medicijnen, dat Albertus Jamot het eerstehuis op de erve de Sonne mocht huren voor 36 gulden per jaar, te beginnen van half maart 1785.

Manuscript 1090 ten slotte bevat zes documenten, gedateerd tussen 1678 en 1771, in verband met het huis genoemd de Kat, later de Rooienburg en dan opnieuw de Kat. Dit huis komt overeen met nummer 47 op de Veemarkt, sectie H 375. De Kat grensde aan de Drie Koningen, nu Veemarkt nummer 46, sectie H 374, waar lange jaren dokter Herman Rock heeft gewoond. Niet te verwarren met de Drie Koningen, bovenaan de Veemarkt 29 (5). Het eerste stuk is een onvolledig document uit 1678 met een opsomming van de verkoop-voorwaarden. Er kwamen drie zitdagen: de eerste zitdag op 1 december 1678, de tweede zitdag op 10 december 1678 met de handtslagh genomen door Godtgaff Collon, en de derde zitdag op 11 december 1678.

Op 18 december 1678 verkocht juffrouw Catharina Immens weduwe van sieur Jan Delatour, steunend op het testament van 2 juli 1650, het huis genaamd den roijenborch op die caluermert. Dit huis grensde aan de genoemde Kalvermarkt (dit is de onderste zijde van de Veemarkt), Francois Janssens en de straat in twee zijden. Dan volgt een kopie van de betaling door Godtgaff Collon aan de dochter Catharina Delatour, op 18 december 1678 en een tweede betaling op 18 januari 1679.

Documenten van 29 mei en 18 september 1738 gaan over het derde paart van het huis genoemd de Catte, grenzend aan het vleeshauwers straetken, het huys genoempt die dry coninghen en de straat van voor, eigendom van Joanna Maria Coenen geestelijke dochter. Deze ontving een rente uit handen van Nicolaes Loes. Zij was de dochter van Joanna Maria Collon. Haar vader Otto Jacobus Coenen was overleden. Er is ook sprake op bladzijde 4 van een half bunder land ontrent onse L. vrou ten steen. Op het einde staat een kwijting voor Joanna Maria Coenen geestelijke dochter op 19 januari 1771.

Op 26 maart 1740 compareerde voor Mattheus Franciscus Renson en Franciscus Hustin, schepenen, sieur Arnoldus Franciscus van Vucht als meier van het kapittel van Sint-Germeins, samen met de laten van het kapittel. Het ging over een pand op het huis op de calver meert genaempt de catte regenoeten het huijs genaempt die drije coninghen, de selve meert, het straecken leydende naer de roede poorte. De Rode Poort was in de 18de eeuw bekend als een brouwerij in de huidige Donystraat, aan de rechterkant richting vesten nummer 49-71. Juffrouw Joanna Maria Collon weduwe van Otto Jacobus Coenen en Joanna Maria Coenen geestelijke dochter betaalden een rente aan Eerwaarde Heer Joannes Franciscus Landeloos. Deze Landeloos was ook president van het Collegie van Dael in Leuven en ontving hiervoor een rente van 1200 gulden. Op de laatste bladzijde doet Landeloos op 25 oktober 1740 een schenking aan Joannes de Wijth, zoon van zijn nicht Catharina Landeloos.

Op 10 december 1740 verscheen griffier Foelen voor de Tolkamer in de plaats van juffrouw Joanna Maria Collon weduwe van Otto Jacobus Coenen en Maria Coenen geestelijke dochter voor de betaling van een pand op de Catte. Vrouw Catharina Landeloos, douarière wijlen jonker Joannes Dewijth, ontving de som van 1200 gulden. Verder is er een kopie van 21 maart 1740 voor de betaling aan Landeloos, president van het Collegie van Dael, getekend door de griffier J.C. Foelen op 13 augustus 1793. De betaling werd gedaan door notaris Nihoul.

Op 22 januari 1771 verscheen voor de Tolkamer griffier Foelen in de plaats van Joanna Maria Coenen geestelijke dochter en haar halfbroer Henricus Nijs. Het ging om het huis gelegen over de pompe van Sint Germeijns genaempt de Catte regenoeten die lange straete, die drij coningen in twee ende het catte straetken. Dit huis hoorde nu toe aan notaris Joannes Carolus Nihoul en Maria Catharina van Dionant wettighe gehuijsschen. Dan volgt een kopie van de verkoop op 18 januari 1771 van de Catte aan Nihoul, met opsomming van de sommen te betalen aan de Annuntiaten, het boek van Amours, het Sint-Germeinskapittel. Getuigen waren Franciscus Ludovicus Cluckers en Carolus Lijcoops.

De namen “Vleeshouwersstraatken” en “Straatken leidende naar de Rode Poort” werden vervangen door Kattestraatken, zo genoemd naar het huis Die Catte. Zo heet dit straatje nog altijd.

  1. Zie Kempeneers, Thuis in Thienen, p. 713 en kaart 68 p. 1092.
  2. Idem, p. 271-272 en kaart 53 p. 1077.
  3. Idem, p. 707-709 en de kaart 68 p. 1092.
  4. Idem, kaart 69 p. 1093.
  5. Idem, p. 498-500 en de kaart 68 p. 1092.