Op 25 oktober 1703 trouwde Nicolaus Josephus De Meville in de Sint-Germeinskerk in Tienen met Maria Josepha de Berler (later geschreven Berlaire). Op 16 maart 1715 werden bij de doop van hun vijfde kind ook de andere vier samen gedoopt. De namen staan in mijn boek Gedoopt in Tienen, Sint-Germeinskerk 1708-1738 (2012, p. 50). In dit boek heb ik de teksten uit het Latijn vertaald.
1) Op 16 maart 1715 zijn de doopplechtigheden vervolledigd voor Maria Anna Theresia, wettige dochter van de edele heer Nicolaus Josephus De Meville en vrouwe Maria Josepha De Berlaire. Ze was wegens noodzaak gedoopt op 29 augustus 1704.
2) Op dezelfde dag zijn de doopplechtigheden vervolledigd voor Maria Josepha Francisca, wettige dochter van de genoemde ouders. Ze was wegens noodzaak gedoopt op 20 januari 1706.
3) Op dezelfde dag zijn de plechtigheden vervolledigd voor Anna Henrica Ludovica, wettige dochter van de genoemde ouders. Ze was gedoopt op 24 maart 1711.
4) Op dezelfde dag zijn de doopplechtigheden vervolledigd voor Jacobus Nicolaus Josephus, wettige zoon van de genoemde ouders. Hij was gedoopt op 17 februari 1713.
5) Op dezelfde dag is gedoopt Nicolaus Renerus, wettige zoon van dezelfde ouders.
Later kwam er nog een zoon bij. Op 26 maart 1719 werd Emmanuel gedoopt, wettige zoon van Nicolaus Josephus de Meville en Maria de Berlaire.
De familie D’Emeville of De Meville had connecties met de Karmelieten. De straat die de Hennenmarkt met de Veldbornstraat verbindt, heet verkort de O.L.V.-Broedersstraat. Ze herinnert aan het Klooster van de Lieve-Vrouwenbroeders of Karmelieten. Als een lid van De Meville stierf, werd hij of zij begraven in de kapel van de Karmelieten. Zo lezen we bij de overlijdens bij de Karmelieten in Tienen.
Maria Josepha Francisca De Meville overleed op 7 september 1734 en werd op 9 september bij de Karmelieten begraven, 28 jaar oud. Emmanuel De Meville overleed op 3 mei 1752 en werd op 5 mei begraven bij de Karmelieten, vóór het altaar van de Heilige Maagd Maria aan de hoek van het Epistel: ante altare Divę Virginis Marię ad cornum Epistolę. Hij was 33 jaar oud. Zijn broer Nicolaus Renerus De Meville, hujus oppidi scabinus of schepen in Tienen, overleed op 27 juni 1752, een maand later dan zijn broer Emmanuel, en werd ook begraven in de kapel van de Karmelieten. In het overlijdensbericht van Sint-Germeins heet hij verkeerd Nicolaus Josephus zoals zijn vader. Bij de overlijdens van de Karmelieten staat wel Nicolaus Reinerus. Hij werd begraven vóór het altaar van O.L.Vrouw: ante altare Divę Virginis Marię ad cornum epistolę circa medium eiusdem altaris. In het kerkregister staat dat Renerus 35 jaar oud was. In werkelijkheid was hij 37 jaar oud geworden. De moeder Maria Josepha de Berlaere stierf op 8 november 1753, 77 jaar oud, en werd begraven op 10 november in de kapel van de Karmelieten, voor het altaar van O.L.Vrouw aan de kant van het Evangelie.
De familie D’Emeville was in Tienen bekend en woonde op de Hennenmarkt, zoals ik in mijn boek Thuis in Thienen (1999, 3 delen, p. 553-554) heb beschreven. In pand sectie H 319d of Hennenmarkt 15 bevond zich in 1935 de banketbakkerij van Joseph Ausloos. Daarna kwam op deze plaats de wasserij Snow-shop en sedert 1974 de kledingzaak Yellow. Dit huis werd links verbreed met de helft van de Lelie op sectie H 318. Het oorspronkelijke pand H 319 heette de Valk. Het pand aan de rechterkant H 320 heette de Ring (o.c., kaart p. 1091). Ik kon de geschiedenis van deze huizen beschrijven vanaf 1370 (o.c., p. 553).
De Valk en de Ring werden eigendom van Anna Maria Willemaers, geboren op 25 april 1648. Zij trouwde met Niclaes Alexander de Ponthieure de Berlaer, ridder en kolonel in het regiment van Cordova. Deze sneuvelde op 24 mei 1706 in de Slag bij Ramillies. De twee dochters uit dit huwelijk kwamen in het bezit van de Ring en de Valk. De eerste dochter, Maria Josepha de Berlaer, trouwde met jonker Niclaes Joseph d’Emmeville en kreeg het huys daer den valck placht uyt te hangen. De tweede dochter, Henrica de Berlaer, trouwde met jonker Lowijs de Berlaer, vaandrig in het regiment van de hertog van Ursel. Zij erfde het huys eertyden geheeten den rinck (o.c., p. 554).
Op dezelfde Hennenmarkt stond ook het huis de Ooievaar (H 349-350), ontstaan uit de vereniging van 3 panden (o.c., p. 563-568). Rond 1730 hoorde het grote erf toe aan de weduwe van jonker Niclaes Joseph d’Emeville, die het naliet aan haar twee dochters Anna Maria Henrica en Anna Maria Theresia. De Ooievaar werd een prooi der vlammen. In 1762 verkochten de dcohters D’Emeville de Ooievaar aan Patricius Loyaerts. Deze herbouwde de woning in 1764 zoals ze er nu nog staat (o.c., kaart p. 1092).
Reacties zijn gesloten.