Bruinvissen speelden om de boeg
en lachten om het leed van mensen.
Vermoeiend voer ons schip en droeg
matte matrozen en hun wensen.
De einders keerden nimmer weer.
‘k Bezocht nu vreemde vaderlanden,
maar voelde heimwee meer en meer
om ’t hart als zachte moederhanden.
De zee, ze muilde peilloos diep;
de zee, ze dreigde gluip’rig tegen;
de zee, ze fluisterd’ in ’t geniep:
“Welke lust heeft u naar zee gekregen?”
Bruinvissen speelden om de boeg
en lachten om het leed van mensen.
‘k Vervloekte zee en schip en droeg
vervulling huiswaarts van mijn wensen.
CAMBYSES.