Door een gemeenschappelijke kunsttaal naar een betere wereld

Zamenhof.jpgAls oudste van een gezin met 8 kinderen zag dokter Lodewijk Lazarus Zamenhof het levenslicht op 15 december 1859 te Bjalistok, een klein Pools stadje in de provincie Grodno. Zijn vader was vrij leraar in de Duitse taal aan het gymnasium en aan het Instituut voor Veeartsenijkunde. Reeds als kind ondervond hij het onnoemelijk leed dat mensen elkaar wegens ras- en taalverschillen kunnen aandoen. In het stadje sprak men Duits, Russisch, Pools en Hebreeuws. Vooral de Joden werden herhaaldelijk het slachtoffer van de zgn. progroms. Hierdoor ontstond vlug het besef dat, indien al deze mensen naast hun moedertaal een gemeenschappelijke taal konden spreken, meteen het talenprobleem in zijn stad zou zijn opgelost. Meer nog. Bij uitbreiding van deze toestand zou weldra de hele wereld in één band van onderling begrip nader tot elkaar worden gebracht. Zoals later echter zal blijken, heeft Zamenhof het taalkundige element te zeer overschat. Was zijn taalschepping ontstaan uit louter humanitaire redenen, dan zouden de volgende generaties het Esperanto meer om utilitaire redenen gaan waarderen.

In 1873 verhuisde de familie Zamenhof naar Warschau, waar de jonge Lodewijk klassieke studies volbracht. Hij leerde Pools, Hebreeuws, Russisch en Duits. Later legde hij zich toe op de studie van het Grieks, Latijn, Engels en Frans. Hierdoor nam zijn idee een steeds vastere vorm aan: hij kwam tot de vaststelling dat heel wat woorden in de talen die hij beheerste, konden herleid worden tot een zelfde stam. De ophefmakende ontdekkingen van eminente taalgeleerden in de 19e eeuw op het gebied van de vergelijkende gramtnatica waren natuurlijk aan deze visie niet vreemd. Hierdoor kunnen we ook verklaren, dat de wereld tot in de 19e eeuw moest wachten, vooraleer tot de samenstelling van een kunsttaal werd overgegaan. Heel wat taalgeleerden faalden in hun opzet om een taal samen te stellen, zolang de gemeenschappelijke wortels niet werden ontdekt, m.a.w. de wetenschappelijke visie op de onderlinge samenhang van de Indogermaanse talen kristalliseerde in het ontstaan van het Esperanto. In dit opzicht is het Esperanto een Westerse schepping, een kultuuruiting die jammer genoeg ook op onze dagen nog onvoldoende wordt gewaardeerd.

In 1878 kon de geniale Zamenhof overgaan tot het scheppen van zijn kunsttaal, of juister gezegd van zijn kunstgrammatica, hoewel dit ontwerp nog in vele opzichten verschilde van het huidige Esperanto. Toch moest hij deze manuscripten voorlopig opzij leggen. Vader wou immers dat zijn zoon zou studeren. Als Jood kon hij heel weinig beroepen wettelijk uitoefenen. Geneesheer worden lag wel in zijn bereik. Drie broers en hijzelf studeerden voor geneesheer, een andere werd apotheker.

Aan de universiteit van Moskou afgestudeerd in 1881, keerde hij naar Warschau terug. Zamenhof was toen 22 jaar oud. In 1883 behaalde hij zijn getuigschrift en hij vertrok naar Wenen om er zich vender te specialiseren in de oogheelkunde. De tijd was nu rijp voor de aanpassing van zijn taal. Hoewel zijn vader het kostbare manuscript had verbrand, kon hij in betrekkelijk korte tijd, dank zij zijn goed geheugen, zijn taal weer opbouwen en vervolmaken, vooral dan door het gebruik van affixen. De jonge Zamenhof had ondertussen het geluk Klara Zilbernik te ontmoeten. Zijn toekomstige schoonvader was voor het idee gewonnen en besloot hem financieel te steunen bij de publikatie van zijn ontwerp. Gehuwd op 9 augustus 1887 besloot hij zijn ideeën aan de openbaarheid prijs te geven. De Russische toelating om de brochure uit te geven was op 14 juli 1887 gekomen. Het werd dus een Russisch boekje, ondertekend met de schuilnaam Doktoro Esperanto, dit betekent de dokter die hoopt. Esperanto was geboren!

Vooral de gebreken van Volapük remden de opgang van het Esperanto

Het is normaal dat de nieuwe taal zich vooral in Rusland snel verspreidde. Zamenhof vond hier de meeste aanhangers. Wel werd deze opgang geremd door de keizerlijke politie, die in elk nieuw idee een gevaar zag voor de gevestigde orde. Toch ondervond het Esperanto vooral tegenkanting door de mislukking van Volapük. Samengesteld door de Zwitserse priester Johann Martin Schleyer in 1880 kwam de taal tegemoet aan de verzuchtingen van de 19e-eeuwse mens, op zoek als hij was naar beter begrip door middel van een gemeenschappelijk taalinstrument. Fonomische moeilijkheden enerzijds en een uiterst ingewikkelde woordenschat anderzijds, waren er de oorzaak van dat er op het Volapükcongres in 1883 te München haast uitsluitend Duits werd gesproken. Het scepticisme van het grote publiek kon er slechts door groeien. Het idee van een internationale kunsttaal kreeg hiermee een flinke deuk en toen enkele jaren later Esperanto bekend geraakte, geloofde de intellectuele wereld niet meer in de bruikbaarheid van een kunsttaal. Esperanto was zeven jaar te laat ontstaan.

Toch telde de Esperantobeweging in 1889 reeds meer dan 1.000 aanhangers. In hetzelfde jaar aanvaardde de Maatschappij voor een internationale taal te Nürenberg het Esperanto. De uitgave van een Duits leerboek was er het gevolg van. « La Esperantisto » werd het eerste tijdschrift. Wel zag de redactie van het tijdschrift zich in 1895 verplicht de publikatie stop te zetten door het verbod opgelegd door de Russische censuur wegens een artikel van de schrijver Tolstoï! In december 1895 ontgtond echter in Zweden een nieuw tijdschrift «Linvo internacia » dat zou blijven bestaan tot in 1914. In Frankrijk werd vanaf 1898 door de « Société pour la propagation de l’Espéranto » een tijdschrift in het Frans uitgegeven onder de titel « L’Espérantiste ». De stimulans die van deze uitgave voor de verspreiding van het Esperanto uitging, was ongemeen groot.

De vuurproef kwam echter in 1905. Toen werd te Bonen-aan-Zee (Boulogne-sur-Mer) op 5 augustus het eerste congres geopend. Groot was de vrees dat men elkaar niet zou begrijpen, vermits toch ieder de taal in verspreide leerboeken en zonder onderling contact had geleerd. Toen gebeurde het pinksterwonder, waaraan ook vele Esperantisten hadden getwijfeld: bij de eerste woorden die Zamenhof sprak, brak een oorverdovend applaus los, want iedereen besefte ten volle de grootsheid van het ogenblik. Iedereen begreep gemakkelijk de taal! Luister naar de treffende getuigenis van Adam Zakrzewkski:

« Bij de eerste woorden van Zamenhof ging een machtige golf van geestdrift door de met congressisten gevulde zaal, en dezen konden het einde van de redevoering niet afwachten en zij onderbraken haar elk ogenblik door handgeklap. Zij konden hun kreet niet weerhouden bij de triomf van deze gedachte, die zij allen in hun hart droegen, sedert enige jaren. Op dit ogenblik triomfeerde de gedachte van de internatiohale taal volledig: Fransen, Engelsen, Duitsers, Polen, enz., voelden, dat de taal die Zamenhof sprak, wel degelijk hun taal was, alhoewel zij haar hadden geleerd in de meest verscheiden en meest afgelegen hoeken van de wereld. Zij voelden dat tussen elkander een gemeenschappelijk en machtig verband ontstond en dat de wereld, verdeeld in vijandige, vreemde, achterdochtige groepen, een beslissende en moedige stap deed naar de menselijke verbroedering.

Laaiend van geestdrift vertrokken de Esperantisten naar huis. Voortaan zouden ze elkaar jaarlijks treffen op internationale congressen. In Antwerpen was het enthousiasme zo groot, dat studenten de paarden van Zamenhofs koets weghaalden en haar zelf voorttrokken langs de Meir! Toen ook het congres van Parijs, in 1914, waarvoor duizenden waren ingeschreven, zou geopend worden, was reeds de algemene mobilisatie afgekondigd. Onmiddellijk vertrokken de congressisten naar huis. Gebroken keerde ook Zamenhof naar huis terug. Over Europa woei een golf van vernieling en dood, verbrijzelde de oorlog de hoop op broederschap. Ook het Esperanto kreeg hierdoor een lelijke slag.

De levensavond van Zamenhof was somber en treurig. Gelaten droeg hij zijn lichamelijk leed, ontgoocheld echter zag hij nog steeds geen einde komen aan de verschrikkelijke broedermoord.

Op 14 april 1917 stierf hij. Bescheiden zoals hij had geleefd, werd hij ook begraven op het kerkhof van Warschau. Enkele Joodse kennissen volgden de eenzame lijkkist. Toen wist de wereld nog niet welke pionier was weggegaan.

Dr. P. Kempeneers.

Verschenen in Publipers, mei 1968.