De heer Edgar van Elchingen, afgevaardigde beheerder van de Tiense G-bank, vraagt me naar de betekenis van zijn familienaam. Aangezien zijn voornaam ook erg interessant is, temeer door nogal wat Tienenaars deze naam dragen, leg ik even uit wat Edgard betekent. Daarna proberen we te achterhalen welke oude vormen aan de familienaam ten grondslag liggen.

De betekenis van Edgard is bekend. Het is oorspronkelijk een tweestammige Germaanse naam. De Germanen hadden namelijk de gewoonte om twee woorden samen te voegen. Niet zelden waren deze twee woorden een deel van de naam van vader en moeder.

Het eerste lid is Ed. We kennen het uit het Angelsaksisch ead, dat in het Oud hoogduits voorkomt als ôt. Ed betekent bezit, erfgoed. Vergelijk allodium «het hele erfgoed» tegenover feodum «het leengoed». In het Gotisch verschijnt het als een bijvoeglijk naamwoord audags, «zalig» of eigenlijk «door het lot begiftigd». Dit wordt in het Oudsaksisch ôdag«rijk», en in het Angelsaksisch êad «bezit, goed, geluk, voorspoed, rijkdom».

Het tweede lid is zeer frequent, als eerste en als tweede lid. Het is bewaard tot in Het huidige Nederlands: een geer is een wigvormige baan in een rok, of een spits toelopend stuk land. Het werkwoord gerenbetekent een schuinse richting hebben. Het komt uit het Germaanse galza, dat speer of werpspies betekent Ook in andere Germaanse talon is geer bekend. We geven slechts enkele voorbeelden: Oudhoogduits gêr«speer, spies», Middelnederlands ghêre, -spits toelopend stuk land, spies enz.», Angelsaksisch gâr «speer», Oudnoors geirr, «speer» enz.

Edgar betekent dan: beschermer van het erfgoed met de speer. Het is oorspronkelijk een Engelse naam. Bekend is vooral Edgar, koning van Engeland uit het huis Wessex. Volgens Dr. J. van der Schaar (Woordenboek van voornamen) is deze Edgar de uitvinder van het Engelse weekeinde. Hij schreef zijn onderdanen voor, rust te nemen van zaterdag 12 uur tot maandagmorgen. De naam kwam in de mode, onder meer door Shakespeare «King Lear», maar vooral door de historische roman. In 1819 is het de held in de roman «Bride of Lammermoor», geschreven door W. Scott. Omdat Scott op het vasteland geen onbekende was, werd Edgar ook bij ons populair.

In de vorige sprokkel heb ik Edgar verklaard uit een tweestammige Germaanse naam. Vandaag komt de familienaam aan bod.

In de persoonsnamenkunde onderscheidt men gewoonlijk 4 soorten familienamen. 1. Vader- of moedernamen: het kind krijgt de naam van de vader of van de moeder. Zo heet een zoon van Jan: Janszoon, later afgesleten tot Janssens (met alle mogelijke spellingen). Was de vader onbekend, dan kreeg het kind de naam van de moeder. Een naam als Cleeren gaat terug op een vrouwennaam Clara. 2. Beroepsnamen: de voornaam wordt dan uitgebreid met het beroep dat men uitoefent. Het kind, dat later niet meer hetzelfde beroep uitoefent, behoudt de beroepsnaam. Zo kan Debecker (=bakker) later een timmerman worden. Timmermans wordt een bakker. 3. Eigenschappen: familienamen ontstaan naar aanleiding van een opvallende geestelijke of lichamelijke eigenschap. Denken we aan Cleynen, Decorte, Delanghe, naast Quaetghebuer, Goeleven, enz. 4. Herkomstnamen: duiden aan van waar iemand afkomstig is. Dit kan zowel een bos (Vandenbosch), een veld (Vandevelde), als gehuchten, wijken, dorpen, steden zijn : Vangilbergen, Vanaerschot,…

Ook onze «Van Elchingen» is zo’n herkomstnaam. Elchingen is een dorp in Beieren, gelegen ten noordoosten van Ulm. Eigenlijk bestaat het uit twee kernen, genoemd Ober- en Unter-Elchingen. In dit dorp leden de Oostenrijkers, aangevoerd door Laudon, in 1805 een nederlaag tegen de Fransen, die onder de leiding stonden van Ney. Hierdoor moest ook Ulm capituleren. Als beloning verhief Napoleon maarschalk Ney tot hertog van Elchingen.

Bij de naamkunde kan men er zich gemakkelijk van afmaken door gewoon de plaats op te zoeken, vanwaar men afkomstig is. Het is echter ook interessant om na te gaan wat de naam zelf betekent. Gewoonlijk bestaat het eerste lid uit de stichter van de nederzetting, gevolgd door een uitgang. Deze uitgang kan verscheidene vormen aannemen. De persoonsnaam is in vele gevallen een vleivorm van een tweestammige Germaanse naam. Dit is ook met Elchingen het geval. De naam staat trouwens niet alleen. We komen de vleivorm tegen in allerlei nederzettingen, zoals we in de volgende sprokkel zullen aantonen.

In de vorige sprokkel hebben we Elchingen gesitueerd in Beieren. We gaan vandaag na wat de nederzettingsnaam betekent. In de buurt van Haaksbergen (provincie Overijssel) ligt de plaats Eleking. In 1188 luidt de schrijfwijze Elekinc. Op 800 jaar tijd is de spelling dus nagenoeg ongewijzigd. Reeds in de 12de eeuw was de uitgang -a afgesleten. Ook had de umlaut al gewerkt. Over de umlaut heb ik geschreven in de sprokkel over het Blokske. De oorspronkelijke naam luidde: Alikinga. De ivan de tweede lettergreep veroorzaakte een klankwisseling in het eerste lid, zodat e verschijnt in plaats van a. De i verdofte, zodat men alleen door de umgelaute a kan vermoeden dat er een i stond in de tweede lettergreep. Dit klinkt wel ingewikkeld. Daarom zetten we de ontwikkeling op een rij: Alik- wordt eerst Elik- later Elek-. De uitgang inga is een genitief meervoud. Dit achtervoegsel leeft nog voort in woorden als stedeling, naarling, vondeling enz. Alikinga, nu Eleking, betekende «toebehorend aan Aliko».

De vleivorm Aliko gaat terug op een tweestammige Germaanse naam, waarvan het eerste lid luidde: Adal. Dit Adal komt uit ouder Germaans athala en betekent «edel». Dit element komt bijvoorbeeld voor in Albert, Adelbert, enz., dat dus een combinatie is van «adel» en «bert», uit ouder «brecht». Brecht is nog levendig in het Engels bright en betekent «glanzend, schitterend». De persoonsnaam Aliko bevat de vleivorm van Adal, later weer uitgebreid met een zogenaamd k-suffix (achtervoegsel). Aliko behoorde tot een groep naamwoorden die de zwakke verbuiging volgen: de onderwerpsvorm heeft o, de bezitsvorm eindigt op -en. We ontmoeten deze naam ook in Elkenrode, een rode-naam in Nederlands Limburg. Tummers heeff in de Mededelingen, jaargang 43 (1967), over deze rodenamen geschreven. Rode betekent «gerooid bos». In onze streek vinden we bijv. Attenrode en Haasrode. Het eerste lid van Elkenrode bevat eveneens onze persoonsnaam Aliko.

Dezelfde naam (maar met een Duitse ontwikkeling) vinden we in Elcherath (omgeving Trier). In 1222 luidt de naam van deze gemeente: Elychenroht (Gysseling, Top. Woordenboek). De umlaut heeft al gewerkt, zodat de eerste letter een e is. De i van de tweede lettergreep staat nog in de attestatie van 1222.

In de derde sprokkel vergeleken we gemeentenamen met dezelfde grondvorm als Elchingen. We gaan hier nog even mee door. Elychenrohtis de oudste bekende vorm van huidig Elcherath. We merken op dat in het midden van het woord een ch staat in tegenstelling tot de k in Eleking. De tweede Germaanse klankverschuiving, ook genoemd de Hoogduitse, veranderde k in ch. We kennen allemaal het opvallende verschil tussen Nederlands maken tegenover machen. Deze Hoogduitse klankverschuiving zorgde voor de aparte ontwikkeling van Eleking en Elkenrode tegenover Elcherath. Hoe meer we naar Duitsland toe gaan, hoe meer ook in plaatsnamen ch in plaats van k voorkomt. Ook Elchingenin de familienaam van de bankbeheerder heeft dus de Hoogduitse klankverschuiving meegemaakt.

Korter bij huis vinden we eveneens een woordstam die op dezelfde persoonsnaam teruggaat. De gemeentenaam Eliksem luidt in 1139 met een overbodige hHelingessem. Dit is al een verkorting van de vroegere vorm Alingas haim, dit is: «het heem (woonstede) van Aling». Eliksem heeft ook een Franse variant: 1107 Alenthcurth, dat teruggaat op Alingi curtis of «hof van Aling» (Gysseling, Top. Woordenboek).

De vleivorm Aliko of een verkorting hiervan kan dus in de eerste plaats verbonden worden met een genitief. De uitgang betekent zoveel als «toebehorend aan». Een tweede combinatie is Aliko + rode. De vleivorm komt ook voor met heem. In de familienaam Elchingen is nog een vierde uitgang mogelijk, namelijk -ingen. Deze uitgang is een verdoffing van een Germaanse datief meervoud -ingum, met de betekenis «bij de lieden van». We kunnen nu de oorspronkelijke naam reconstrueren: Alikingum«bij de lieden van Aliko». Door umlaut werd de eerste a een e. De tweede lettergreep verdofte en door de Hoogduitse klankverschuiving werd k een ch. De uitgang -ingum ten slotte sleet af tot -ingen. Op deze wijze is er een verbinding gelegd tussen de Engelse naam Edgar en de Beierse naam van Elchingen, waarvan alle bestanddelen nochtans teruggaan tot onze gemeenschappelijke Germaanse oertaal.

Dr. P. Kempeneers.

Brabantse Folklore nr. 246, juni 1985, 154-156. Zie ook: Hier Tienen 3, 10, 17 en 24 mei 1984.