1. Probleemstelling

In “Oost-Brabant”, 1985, 1, biz. 24-25, lokaliseert de h. Victor Respen een Kistenkerkhof te Hakendover. Dit toponiem ligt echter in Grimde zoals we verder zullen aantonen. De schrijver ontleende, overigens zonder bronvermelding, de gegevens uit een artikel van wijlen stadsarchivaris Jan Wauters over de geschiedenis van Grimde, verschenen in Thiunas 1928, nr. 1-2 (vooral blz. 7).

Jan Wauters was een verdienstelijk en sympathiek autodidakt, die niet alleen de belangstelling voor de Tiense geschiedenis levendig heeft gehouden, maar die ook grote delen van het archief heeft gered. Hij was vooral bekend wegens zijn talrijke bijdragen in lokale kranten. Wauters was echter te weinig onderlegd. In zijn bijdragen komen zoveel fouten voor, dat het niet verstandig is om gegevens zonder kontrole over te nemen. Om bv. een toponiem als het Kistkerkhof te lokaliseren, verdient het aanbeveling om zelf in de oorspronkelijke bronnen te gaan zoeken. Het door Wauters herhaaldelijk geciteerde “Stadscijnsboek” is in het Tiense stadsmuseum het Toreke geklasseerd onder het nummer Serie H 10. Het volstaat om het origineel te raadplegen om vast te stellen, hoeveel leesfouten in de teksten van Wauters voorkomen.

Om toponiemen te lokaliseren is er veel arbeid nodig. Daarom tracht ik in deze korte bijdrage te vertellen welke methode ik zelf heb gebruikt om toponiemen in kaart te brengen. Op dezelfde wijze kunnen andere vorsers in hun eigen gemeente te werk gaan. Het resultaat zal betrouwbaarder zijn dan wat vele amateurs ons hebben achtergelaten.

2. Een “fiktief” kadasterplan.

In de eerste plaats heb ik voor Tienen een eigen kadasterplan opgesteld. De opstelling hiervan is zeer tijdrovend, maar loont achteraf gezien zeker de moeite.

a. Straten en waterlopen.

Vooreerst heb ik het verloop van alle straten en waterlopen van het vroegere Tienen op een topografisch verantwoorde wijze gerekonstrueerd. Hiervoor vertrek je van de huidige situatie. Door vergelijking met oudere kaarten geraak je vlug tot het begin van de 19e eeuw. We zullen enkele kaarten bondig bespreken.

– De Atlas der Waterlopen.

Deze Atlas bevat een algemeen plan, verschillende detailplans en tafels met aanwijzingen. Dergelijke atlas word opgemaakt voor iedere gemeente volgens de wet op de niet bevaar- noch vlotbare waterlopen van 7 mei 1877, en gewijzigd door de wetten van 15 maart 1950 en 28 december 1967. Van deze Atlas werden telkens 2 exemplaren gemaakt. Eén atlas ligt ter inzage op het gemeentehuis. Een tweede exemplaar kan men raadplegen op de technische dienst van de provincie. Voor Brabant is de technische dienst gehuisvest in de Gasthuisstraat te Brussel. Van deze Atlas werd echter een nieuwe kopie gemaakt. Alle waterlopen die geen 100 ha afwateren, werden in de nieuwe atlas geschrapt. Ook zijn de waterlopen merkelijk verkort. Het is dus beter, dat men de oude atlas raadpleegt. Aangezien de atlas voor elke gemeente apart werd opgesteld, is het interessant om de atlassen van de naburige gemeenten eens te bekijken. Op deze wijze krijgt men een overzicht van een groter bekken.

– De Atlas der Buurtwegen.

Deze atlas bevat een algemeen plan en een aantal uitgewerkte plans van alle wegen en aanpalende percelen. Ter uitvoering van de wet op de buurtwegen van 10 april 1841 werd een dergelijke atlas opgemaakt voor iedere gemeente. Hij vormt een uitermate belangrijke bron. We moeten er wel voor oppassen, dat zeer veel toponiemen korrupt zijn weergegeven. Maar technisch gezien zijn deze atlassen, die teruggaan tot ca. 1847, zeer interessant. In de bijgevoegde tabellen krijgen we ook de volledige lijst van de oppervlakten van de percelen en hun eigenaars. De Atlas der Buurtwegen wordt door de gemeentediensten nog dagelijks gebruikt. Hij ligt dus ter inzage op het gemeentehuis.

– De kaarten van Popp.

P.C. Popp bezorgde ons de plattegronden van ongeveer 1800 gemeenten van West- en Oost-Vlaanderen, Brabant, Henegouwen en Luik. Voor de provincie Antwerpen gaf hij de plattegronden uit van het arrondissement Mechelen en een deel van het arrondissement Antwerpen. Ze zijn te dateren tussen 1842 en 1879. De Koninklijke Bibliotheek te Brussel bevat alle bestaandc Poppkaarten (afdeling kaarten en plans op de kelderverdieping). Men kan voor 250 fr. een kopie op ware grootte bestellen en afhalen in genoemde bibliotheek. Om degelijk toponymisch work af te leveren is Popp onmisbaar.

– De kaarten van Vandermaelen.

Ph. Vandermaelen gaf onder meer kadasterkaarten uit van 95 Brabantse gemeenten. Ook deze kaarten zijn te raadplegen in de KB te Brussel. Van enkele kaarten zijn mikrofiches gemaakt, die men voor een lage kostprijs kan laten vergroten. De kadasterkaarten van Vandermaelen zijn getekend rond 1836 en zijn derhalve interessant om de veranderingen op te sporen tussen 1836 en het jaar waarin de Poppkaarten verschenen.

-De kaart van Bastendorff.

Rond 1825 tekende J.P. Bastendorff (gedeeltelijk ook Guiot) een kadasterkaart van Tienen. De kaart bestaat uit 11 bladen, te raadplegen in het stadsmuseum.
Bastendorff is interessant, omdat de oorspronkelijke perceelsindeling nog niet vernietigd werd door de aanleg van de spoorweg.

Als men nu chronologisch alle nieuwe wegen wegstuft, samen met de spoorweg, komt men tot een toestand van Tienen in de 18e eeuw. Door vergelijking met nog oudere kaarten (Deventer, Blaeu, Ferraris e.a.) ziet men dat de toestand voor 1800 slechts zeer langzaam veranderde. De kaart die we rekonstrueerden, kwam voor het grootste deel overeen met de kaarten van J.C.F. Naveau “Mesurage des terres, et prez, de la jurisdiction de la ville de Tirlemont”, dit is de kaart van het bouw- en weiland te Tienen, opgemaakt van 10 oktober 1754 tot 21 oktober 1758 (Toreke).

Ook het kaartenboek van de Armentafel, opgemaakt tussen 1669 en 1671, vertoont weinig veranderingen, zodat we kunnen aannemen, dat voor wat het wegen- en waterlopennet betreft de gerekonstrueerde kaart een betrouwbaar beeld geeft van Tienen tot in de late middeleeuwen.

De betrouwbaarheid wordt nog vergroot door vergelijking met typografieboeken door andere eigenaars opgesteld (onder meer die van het klooster van Averbode en Kabbeek). Zo waren we in staat om Tienen in 1635 op een zeer betrouwbare wijze te tekenen (Fig. 1). De kaart diende trouwens als basis voor de prachtige maquette die Willy Savonet met een aantal medewerkers bouwde voor de tentoonstelling “Tienen 1635” (Fig. 2). Deze maquette werd bij de afbouw van de tentoonstelling bewaard en zal later nog door het publiek bezocht kunnen worden. Voor inlichtingen kan men terecht op de Tiense Stadsinfo.

b. Percelen.

De volgende step was de rekonstruktie van de percelen. Jammer genoeg heeft Naveau vooral het gedeelte buiten de grote of 3e omheining in kaart gebracht.
Over Grimde en Avendoren zijn we nog goed ingelicht. Voor het gebied binnen de verkleinde omheining echter ontbreken goede kadasterkaarten uit de 18e eeuw, zodat we ons vooral moeten baseren op de kadasterkaart van Bastendorff. Ook het kaartenboek van de Armentafel beschrijft slechts de percelen gelegen in het agrarische gedeelte van Tienen. Wel beschikken we over enkele plans van kloosters, bewaard in het Rijksarchief onder “Kaarten en plans in handschrift”. Jammer genoeg is het kaartenboek van de Sint-Germanuskerk (18e eeuw) spoorloos verdwenen. Waarschijnlijk ging het in privéhanden over. Zelfs een typografieboek over de Tiense weiden verdween uit het Rijksarchief.

Als we echter zien, dat het stratenplan weinig veranderingen onderging tot ca. 1800 en dat tot aan de Franse revolutie de eigenaars (kloosters, kapittel, wereldlijke heren, enz.) soms eeuwenlang dezelfde bleven, is het ook mogelijk om de perceelsindeling te herstellen tot in de 16e-17e eeuw, zeker voor het agrarische gedeelte van de stad.

Zo slaagden we erin om een Fiktieve Kadasterkaart te tekenen die dan een beeld geeft van een periode, niet van een bepaald jaar. Toch is het goed mogelijk om met deze fiktieve kaart te werken. De meeste percelen blijven immers lange tijd dezelfde vorm behouden, ook al gaan ze over in andere handen. Het betrouwbaarste is de kaart voor een periode rond 1700.

3. Korrigeren en kleuren.

Met monnikengeduld moeten alle percelen, binnen het wegennet, eerst in potlood op kalkpapier worden bijgetekend. Daarna overhalen we alle lijnen met Oostindische inkt.

Gewoonlijk zien we percelen in latere tijd versnipperen. Drastische wijzigingen gebeurden onder meer door de aanleg van de Leuvense en Sint-Truidensesteenweg (ca. 1715 en later), en in de 19e eeuw door de aanleg van de spoorweg Brussel-Luik. Met wat geduld kan men de doorgesneden percelen wel één voor één herstellen. Door gebrek aan materiaal is het echter onmogelijk om de toestand na te gaan voor de grote omheining (1360-70). We merken dan dat heel wat wegen zijn afgeleid naar de stadspoorten, zodat we het oorspronkelijke tracé moeilijk kunnen herstellen. Voor plattelandsgemeenten is er van omheiningen geen sprake, zodat we hier bij de rekonstruktie verder in de tijd terug kunnen gaan.

Eenmaal het fiktieve plan op kalkpapier getekend is, kunnen we gemakkelijk enkele blauwdrukken maken. Dit is interessant als men op een aparte kaart bv. de weiden en akkers wil inkleuren. Om nu de kaart voor toponymisch onderzoek gebruiksklaar te maken, duidden we de eigenaars die veel gronden bezaten telkens met een andere kleur aan. We deden dit voor Tienen met de percelen die toebehoorden aan: de Tiense Armentafel, het Begijnhof, het Kabbeekklooster, het klooster van Barberendaal, het Sint-Jansgasthuis, de leprozerij van Danebroek en het Sint-Laureisgasthuis. Op deze wijze is al meer dan de helft ingekleurd. De andere eigenaars werden in de percelen bijgeschreven. We gebruikten hiervoor de lijsten van Naveau uit 1754.

Men zal merken dat de gekleurde gedeelten, op weinige uitzonderingen na, kontinu aan dezelfde eigenaars toebehoorden en dit gedurende vele eeuwen. Door deze onveranderlijkheid was het mogelijk om de meeste toponiemen in Tienen exakt te lokaliseren.

4. Konkrete toepassingen.

Als eerste voorbeeld lokaliseren we het Kistkerkhof. In 1441 ligt een perceel van de Armentafel “aen de leytgract”, regenoten “den wech die te wolmerseem wert geet oft der kisten kerchof toe daer door gaende” (Kerkelijke Archieven van Brabant 2312 fol. 25 v°). De “leytgract” is de thans grotendeels verdwenen Zijp (Fig. 3 en 4), in de volksmond nog het “Sepke” genoemd. De weg naar Wommersom is het voetpad nr. 32, dat eertijds liep naar Wommersom en verder naar (Zout)leeuw. In de Atlas der Buurtwegen heet deze weg Langveldweg, dit is de weg door het Langveld. Bij de fusie in 1977 werd de naam Langveld door verkeerde lezing van de Atlas door een bediende van het stadhuis gegeven aan weg nr. 30, die thans in Hakendover verder loopt als Molenaarsweg.

We ontmoeten de naam Kistkerkhof ook in 1636: “achter Grimpde op kiste kerckhoff” (Schepengriffies 2043 fol. 85 v°). In 1681 is het “een derdendeel van een boender gheleghen Jnt lanckvelt geheeten den kesten kerckhoff” (Serie R 1 nr. 966, Toreke), enz. Om het echter nog met meer zekerheid te lokaliseren gebruiken we een attestatie uit het stadscijnsboek (Serie H 10 nr. 825), gedateerd 1699-1701, waarbij we de afkortingen tussen haakjes oplossen. Het was toen een “vrontken gelegen thusschen Grimpde ende haeckendeuere ter plaetsen geheeten die kist kerckhoff Jnde linghde wesende van ontrent ijc /=200/ voeten ende Jnde brede ontrent l /=50/ voeten den leijgraecht comende van die sieckelieden daer door lopende Regen(ooten) t’goedts huijs van berbelendael Jn twe sijden sheeren straete comende van haeckendeuer ter iijre /=derdere/, de kercke van Grimpde ter iiijre /=vierdere/ en(de) t’gasthuijs van thienen ter vre /vijfdere/ sijden”. Als conditie moest “Jaecques Coenen bij successie te vooren franchois coenen” de voorschreven vroente beplanten.

Op de kaart van Naveau is het bedoelde perceel (0 134) volledig omringd met bomen. Het hoorde in 1754 toe aan Jan Riga en is dan 69 roeden groot. In de lijst van de eigenaars vinden we bij Vandermaelen in 1838 de weduwe Henri Demiddel vermeld. Het perceel bestaat nog steeds uit twee delen: 1)kadasternummer C 324 is 17 are groot, en 2)het driehoekig perceeltje ten zuiden van weg 30, tussen deze weg en de Zijp, kadasternummer C 303, is 2 are en 10 ca groot. Bij Naveau zijn de aanpalende eigenaars: Barberendaal, de Kerk van Grimde, het Gasthuis en Landeloos.

Op dit ogenblik is het Kistkerkhof, ondanks de grote wijzigingen, nog steeds een “vrondeken”. Bij de nieuwe perceelsindeling van 1976 (zie stippellijnen op fig. 4) behoort de noordoostkant thans toe aan Interleuven, die op het nieuwe grote perceel een overlaadplaats voor de verwerking van huisvuil bouwde. Voor het overige is het Kistkerkhof ongeschonden bewaard (zie fig. 5). Het Kistkerkhof lag eertijds aan de rand van het Klein Kouterken, dat in 1878 doorsneden werd door de spoorweg Tienen-Diest. Hiervoor was het Klein Kouterken goed lokaliseerbaar. Het werd begrensd door weg 33 (Oude-Getestraat), weg 30 (Groenstraat of Weg van Grimde naar Hakendover, nu tot aan de Ambachtenlaan vernietigd), weg 34 (Hoolstraat, nu gedeeltelijk Ambachtenlaan) en de Zijp (zie fig. 3 en 4).

De Zijp of Leigracht ontspringt in de zuidoosthoek van Tienen in het Goetsenhovensveld, vloeit dan naar het noorden en komt voorbij de kapel van O.L.Vrouw-ten-Steen, eertijds een leprozerij (vgl. “den leijgraecht comende van die sieckelieden”). Ten noorden van de Sint-Truidensesteenweg werd de Zijp in het nieuwe semi-industriële gebied rechtgetrokken en in buizen gelegd. Het is nu niet meer dan een voetweg (Fig. 6). Op de foto ziet men de Zijp ten zuiden van weg 30, in de richting van de Sint-Truidensesteenweg.

De Groenstraat (nr. 30) werd voor een groot deel vernietigd door de aanleg van de spoorweg Tienen-Diest. Op deze wijze verdween het Kruisken. Dit was de tweesprong van weg 33-30 op de plaats waar de Piepelboomstraat (nr. 29) uitkwam (zie Fig. 3 en 4). Het gedeelte tussen de splitsing van weg 30-32 en de Ambachtenlaan verdween bij de herverkaveling van 1976 (Fig. 4). Op dit ogenblik zien we op Fig. 7 nog een gedeelte van weg 30 van aan de spoorweg tot het begin van weg 32, die eveneens verdween. Het restant van 30-32 eindigt (op de voorgrond van de foto) aan een nieuw aangelegde asfaltweg, langswaar men thans het voormalige Kistkerkhof kan bereiken (Fig. 4). Tussen de twee nieuwe asfaltwegen liggen thans volgende firma’s van noord naar zuid: Tiense Betonfabriek, J. Brems, Walraven, Carrosserie Bruyninckx-Finoulst en Tuincentrum Goffart en C°. Ten zuiden van de asfaltweg (die eindigt in eon “pijpekop”) ligt Meubelshopping 2000, enz. Zoals men merkt, is de perceelsindeling in recente tijd (na 1976!) zeer drastisch gewijzigd. Het spreekt hierbij voor zichzelf, dat de toponymist ook ter plaatse gaat kijken, om de oude toestand met de nieuwe te vergelijken. Wie geen laarzen aantrekt, zal bij de interpretatie van de toponymische gegevens haast altijd fout zitten. Persoonlijk heb ik zo al ervaren, dat waterlopen in licentiaatsverhandelingen in de verkeerde richting lopen of dat de jonge student bij de studie van een typografieboek niet heeft gemerkt dat de windroos naar beneden wijst, zodat hij een toponiem ten zuiden in plaats van ten noorden van de kerk gaat zoeken.

5. Kistkerkhof.

Over de betekenis tasten we vooralsnog in het duister. Volgens Ed. Martens (Hag. Gedenkschriften, 1915) is de Kist de naam van een weide in Kerkom, die deel uitmaakte van de Molen- of Distelbeemden. Hij brengt de naam in verband met de steenkist uit het molenaarsbedrijf. Aangezien echter de weide toebehoorde aan het Tiense Begijnhof, zijn we eerder geneigd om te denken aan de instelling in het Begijnhof, de “Kist” genoemd. Het Kistkerkhof was dan oorspronkelijk eigendom van de Kist. De benaming “den kysten” komt al voor in de rekeningen van de Armentafel in 1379 (fol. 76) en als “kiste” in de rekeningen van 0.L.Vrouw-ten-Poel in 1390 (register I, fol. 87). Zo lezen we anno 1400 (kopie van Meys 1662) ook in een register van het Begijnhof “die kiste heuet 1 dachmnel wynens lants” (Serie C 38, Toreke) en in 1400 “een sister korens wt(er) makinghe lijsbeth iordens, dat die kiste betaelt” (Serie C 38 fol. 5 v°). Nog in de stadsrekeningen van 1470-71 is er nog sprake van “der kisten vand(en) beghijnhoue” (Rekenkamers ARA nr. 31.225 fol. 30). Volgens Jan Wauters waren er in 1538 in het Begijnhof 14 Infirmariezusters en 24 Kistzusters. Hij citeert hiervoor een “prothocolle der Kijsten” die ik nog niet heb teruggevonden. Het Kistkerkhof in Grimde was “het kerkhof van de Kist” of een perceel waar arme begijnen (en waarschijnlijk ook andere arme mensen) op kosten van de Kist begraven werden. Het spreekt vanzelf dat hiervoor een waardeloos stuk grond werd gebruikt. De huidige toestand (zie foto) pleit nog altijd in het voordeel van deze veronderstelling.

Besluit:

1. Om toponiemen te lokaliseren moet een “fiktieve kadasterkaart” opgesteld worden. Deze kaart overspant een periode, niet een jaar.
2. Bij de opstelling gaat men uit van het heden. Door vergelijking met oudere kaarten herstellen we met grote betrouwbaarheid de oorspronkelijke toestand van a) de wegen b) de waterlopen en c) de perceelsindeling.
3. Aan de hand van de reengenoten kunnen we dan oude toponiemen dikwijls lokaliseren.

Paul Kempeneers, Tienen 29.12.1985.

Fig. 2 Maquette van Tienen, door Willy Savonet, gebouwd ter gelegenheid van de tentoonstelling “Tienen 1635”.
Fig. 5 Het Kistkerkhof op 24 november 1985. Rechts restant van weg 32. Op de achtergrond de overlaadplaats voor huisvuil, gebouwd door Interleuven.
Fig. 3 Toestand Klein Kouterken in de 17e-18e eeuw.
Fig. 4 Toestand van het Klein—Kouterken in de 19e-20e eeuw (en na 1976).
Fig. 6 De Zijp, nu een voetweg, bij het Kistkerkhof, ten zuiden van weg nr. 30, richting Sint-Truidensesteenweg. Rechts een weide die aanleunt bij de oude spoorweg Tienen-Diest.
Fig. 7 Restant van weg 30-32, op de voorgrond overgaand in een nieuwe asfaltweg. On de achtergrond de oude spoorweg Tienen-Diest, nu gebruikt door de Tiense Suikerraffinaderij en de Citrique Belge. Rechts van de weg het Kistkerkhof en links het driehoekig perceeltje dat eveneens tot het Kistkerkhof behoorde.

Verschenen in Oost-Brabant XXIII, 2 (1986), p. 44-54.