Over de plaatsnamen van Oplinter bestaan weinig gedrukte bronnen. We hebben slechts de namen, geciteerd door A. Wauters in zijn Géographie et histoire des communes belges (Canton de Tirlemont, Oplinter, blz. 16-17). Hij geeft echter van geen enkel toponiem de juiste ligging. Ook P.V. Bets citeert in zijn bekend werk Geschiedenis der gemeenten Oplinter, Bunsbeek en Hauthem, alsook der abdij van Oplinter (Leuven, 1870) slechts enkele plaatsnamen zonder lokalisering. Gelukkig verwierf het Stedelijke Museum het Toreke te Tienen (SAT) een groot aantal documenten uit het Algemeen Rijksarchief te Brussel in depot. Op deze wijze was het voor mij minder tijdrovend om het archief te raadplegen. Vooral het archief betreffende het Maagdendaalklooster bevat een schat aan informatie. Het resultaat van mijn zoekwerk verscheen in een studie die werd uitgegeven door het Instituut voor Naamkunde, aan de Katholieke Universiteit te Leuven. In onderhavig artikel zet ik enkele wetenswaardigheden in de kijker, gebaseerd op mijn Oplinterse Plaatsnamen.

Oplinter behoort tot het kanton Tienen, arrondissement Leuven. Vanaf 1 januari 1995 maakt Oplinter deel uit van de nieuwe provincie Vlaams-Brabant. Het dorp grenst aan de west- en noordzijde aan Sint-Margriet-Houtem. In het noorden wordt even Hoeleden geraakt. Aan de oostzijde ligt Neerlinter. De zuidgrens wordt gevormd door drie gemeenten: Wommersom, Hakendover en Tienen (fig. 1).
opl01
Een groot deel van de grenzen wordt gevormd door waterlopen: een paar vloedgrachten in het westen, de Braambeek in het noordoosten, maar vooral de Oude Gete in het zuiden. De overige grenzen bestaan veelal uit wegen. Oplinter verkreeg zijn definitieve grenzen door een proces-verbaal, opgesteld van 9 april tot 25 mei 1816 en goedgekeurd op 27 augustus 1817. Op 1 januari 1970 werd Bost, samen met Oorbeek, bij Tienen gevoegd. In hetzelfde jaar smolten ook Kumtich en Vissenaken samen tot de gemeente Kumtich-Vissenaken. De grootste operatie had echter plaats op 1 januari 1977. Groot-Tienen ontstond uit de fusie van de oude gemeente Tienen (+ Bost en Oorbeek), Kumtich-Vissenaken, Sint-Margriet-Houtem, Oplinter, Hakendover, Goetsenhoven, een klein gedeelte van Bunsbeek, en Groot-Overlaar (Hoegaarden). De E40 werd de zuidwestelijke grens van het nieuwe Tienen. Bij deze fusie ging Oplinter, zonder grondverlies, over naar Tienen. In de schepengriffies nr. 4361 lezen we, dat het grondgebied van Oplinter in 1665 werd opgemeten door landmeter L. Prince, en in 1686 nagemeten door landmeter Peeter Meersmans. De totale oppervlakte, gemeten aan 20 voeten “Lovens” de roede, bedroeg 775 bunders. Deze oppervlakte was volgens de Telling in 1665 verdeeld als volgt: 404 bunders acker lant, 313 bunder weijde, 57 bunder boschen, 1 bunder vijvers, 0 bunder heijde. In onze streek kwam een oude bunder overeen met 1 ha 30a 46 ca. In 1834 heeft Oplinter officieel een oppervlakte van 1.102 ha 28a en 60 ca. De verdeling bij Wauters is gedetailleerder dan in 1665. Als we de cijfers van 1665-1686 en 1834 in procenten omrekenen, is toch enige vergelijking mogelijk. De akkers zijn uitgebreid ten koste van de weiden. De bossen zijn met 2% uitgebreid. Dit is verwaarloosbaar, als we de oppervlakte van de boomgaarden bij de bossen optellen. De vijvers ten slotte zijn kleiner geworden en maken nog slechts 0,025% van de oppervlakte uit.

Bodemgebruik   1665 1835
Akkers 52,13% 58,34%
Moestuinen 01,24
Weiden 40,39 26,29
Boomgaarden 01,88
Bossen 07,35 09,53
Vijvers 00,13 00,02
Gebouwen 00,50
Kerkhoven 00,03
Wegen 01,71
Beken 00,45

Oplinter werd in 1815-16 verdeeld in 4 sekties. Op 1 januari 1865 zijn deze sekties versnipperd in 1.713 percelen, die toebehoren aan 457 eigenaars. Sektie A of het Dorp en B of Wijnmeer liggen grotendeels boven de Oplinterse- en Neerlintersesteenweg. Sektie C of Ganzendries en D of Utsenaken liggen ten zuiden van deze lijn.

Dr. P. Kempeneers.

Verschenen in Brabantse Folkore nr. 288, december 1995, p. 351-392. Ook verschenen in Publipers, augustus 1994.