Een vrouwelijke ambtenaar bij de Vlaams-Brabantse administratie heet Frerart. Haar echtgenoot, R. Depuydt, vraagt mij naar de verklaring van de naam. Deze wordt op zijn Frans uitgesproken als “freraar”.
De Brugse filoloog Frans Debrabandere geeft twee mogelijke verklaringen in zijn monumentaal werk over de Familienamen, uitgegeven door het Gemeentekrediet in 1993. Frerart, met varianten Frerar, Frérar en Frérard, kan afkomstig zijn van een patronymicum of vadernaam. De naam is dan afgeleid van Fréry, een Romaanse vorm van de Germaanse voornaam Vrederik. Als tweede mogelijkheid ziet Debrabandere een afleiding van het Franse woord frère “broeder”. Hij geeft hiervoor als attestaties: in 1337 Gilon Ferars (Luik) en in 1572 Joannes Freraerts (Leuven).
Geen van beide verklaringen voldoet helemaal. J. Van Gorp geeft in zijn Kempische persoonsnamen (in: Mededelingen, 1952, 109) enkele voorbeelden van namen op -aert. Hij onderscheidt volgende groepen: 1° familienamen op -aert, ontstaan uit Germaans -hard, zoals Alaerts uit Adelhard; 2° familienamen op -aert, waarvan het achtervoegsel gehecht is aan een voornaam, zoals Meynaerts bij de voornaam Meyne; 3° familienamen op;-aert, gehecht aan plaats- en voorwerpsnamen, zoals Loeckaerts bij de plaatsnaam die loect; en 4° familienamen met -aert gehecht aan stammen van werkwoorden zoals Trappaerts.
Waarschijnlijker komt de naam Freraert(s) voort uit de verbinding -aert met de persoonsnaam Freere. Dit is een verkorte vorm bij de Germaanse tweestammige naam Frederik. Deze naam is een combinatie van Frede “vrede” + rijk “rijk, machtig”. Een Franse vorm frère, aangevuld met een Nederlands achtervoegsel -aert, lijkt me niet zo waarschijnlijk. Daarom hou ik het bij Freere + aert, later Freraert of Frerart, dat vanaf 1800 op zijn Frans werd uitgesproken.
Dr. P. Kempeneers.